meen in deze beschouwingen te betrekken,
moet worden benadrukt, dat volgens het voor
gaande onze veldwerkgegevens moeten wor
den gecodeerd, d.w.z. worden omgezet in de
taal der gaatjescombinaties, waarmede zowel
letters, cijfers, tekens als opdrachten tot uit
drukking kunnen worden gebracht. Als voor
beeld geeft fig. 4 een aantal combinaties van
5 mogelijke plaatsen voor het ponsen van
gaatjes, zoals ze in een ponsband kunnen wor
den aangebracht, met de betekenis dezer sym
bolen.
Met een zelfde gaatjescombinatie kan zowel
een cijfer als een letter worden gesymboli
seerd waartoe het voorafgaande symbool moet
uitdrukken of de cijfercode of de lettercode
volgt. Een instructiecode wordt bereikt door
de combinatie van letters en cijfers; met een
apart symbool wordt dan aangegeven dat er
instructies volgen.
Er kan dus nu gerekend worden, te begin
nen met voor de eerste meetlijn de transforma
tieconstanten p en q. Onze hoofdrekenaar
trekt ij.i af van yB en deelt het resultaat door
lAn, de uitkomst p moet hij onthouden, dus
zorgt hij dat het opgeborgen wordt in zijn
(getal) geheugen. Vervolgens berekent hij
op analoge wijze q en bewaart ook deze uit
komst. Nu heeft hij alle constanten van de for
mules (4) tot zijn beschikking en diept tevens
uit zijn geheugen op de eerste waarden voor
u en v, slaat weer aan het hoofdrekenen vol-
'■•Sielim:
109
■b. HET GEHEUGEN EN HET REKENGEDEELTE
mm