151 A— pikeb C^Z pikeb fig. 11 moeten krijgen want in fig. 10a zullen we het op veldwerk 74 geschetste deel van lijn BC bij dezelfde eenheid indelen als lijn 1.1 - 2.1 en het op veldwerk 75 geschetste gedeelte bij de eenheid waartoe lijn 11.1 - 12.1 behoort. En in fig. 10b zullen we het veldwerk met lijn BC als aparte eenheid beschouwen, waarbij dan dezelfde argumenten gelden als bij het in fig. 9 genoemde piket A. Als bij deze meting het laatst gebruikte B- lijstnummer b.v. 24.1 is, dan zullen we de piketten B en C de nummers 25.1 en 26.1 geven. ad d. Het opsporen en nummeren van pun ten welke binnen de eenheid na het be rekenen van de eigen coördinaten, nogmaals nodig zijn voor de coördi- natenberekening van andere punten, of voor afstands- of rechte-lijncontroles tussen reeds berekende punten Deze punten nummeren we per eenheid vanaf 1 en we noemen deze nummers: labels. Ook hier enige voorbeelden ter verduidelijking. Als we de in figuur 11 geschetste veldwerken samenvoegen tot één eenheid, is het niet nodig om de piketten B en C een B-lijstnum- inerte geven, want als de eenheid berekend is zullen zij niet meer bij een andere eenheid worden gebruikt, en mogen de gegevens dus worden uitgewist. We kunnen hier volstaan met labelnummers (1 en 2). De elektronische rekenmachine houdt name lijk per eenheid de gegevens van alle van een labelnummer voorziene punten vast totdat de eenheid voltooid is. Als dus het punt met label 1 op lijn 12.1 - 13.1 en dat met label 2 op lijn 2.1 - 3.1 is berekend, kunnen we meetlijn 1-2 gaan berekenen omdat het elektronisch getalgeheugen de ge gevens van deze punten nog heeft vastge houden. De gegevens van niet genummerde punten worden berekend, in een band geponst en verder vergeten. Blokmaten van gebouwen kunnen door ge bruikmaking van labels worden gecontroleerd. De punten 4 en 5 in fig. 11 zijn met behulp van loodlijnen op meetlijn 12.1 - 13.1 in coördinaten berekend. De gemeten gevel lengte 4-5 kunnen we nu later door de reken machine laten controleren. De punten 5, 6, 7 en 8 moeten volgens de landmeter op één lijn liggen. Ook dit is te controleren na de normale coördinatenberekening van elk der genoemde punten afzonderlijk. 6. Het samenstellen van de ponsband welke de elektronische rekenmachine wordt aan geboden A. Als een terrestrische meting van een be paald gebied elektronisch gekaarteerd moet worden, zijn de eerste gegevens welke we in de band plaatsen van algemeen informatieve aard. a. Elk project begint met het getal 99. Voor de rekenmachine is dit het sein dat eventueel aanwezige gegevens vervallen, en dat er met een nieuw project wordt gestart. b. Daarna volgen twee getallen welke de ver schuiving uitdrukken van de x- en y-assen. zodanig dat coördinaten van zeven cijfers ontstaan (dit is noodzakelijk voor het goed

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 13