'3
g
'3
"3
c
155
Samenvatting:
De eerste gegevens in een ponsband kunnen
dus zijn:
a b ede
99 +10000 0' 1000 0,0008 6
Verklaring tweede regel:
1 betekent dat er een genummerd punt volgt.
43.20 is de voetmaat bij dat genummerde punt.
0 is de loodlijnmaat bij het genummerde punt.
(Het punt ligt hier dus op meetlijn 2.1 -4.1.)
7.1 is het nummer van het bedoelde punt.
e
(j
c
a u
J
'o
ti u
.5
CD
O c,
O D
t) c
CD
CD
u
CD CD
*-< Ctf
U l
V
CD
cS
u
V
nj w
&J
:0
O
U
G
-t-i
g
CS
a
CD
g aj g
*g "D cd
cS C
tJ
G O
es u
CS DO
B. Deze cijferreeks wordt gevolgd door de
grondslagpunten waarbinnen de meting is
verricht met hun coördinaten (In dit geval
dus 6 punten), bijv.:
1.1 3110.14 22713.12
2.1 enz. enz.
3.1
4.1
5.1
6.1
In punt 5c (het opsporen en nummeren van
die punten welke in meer dan één eenheid
voorkomen) werd nog niet vermeld waar deze
punten in de band geplaatst worden. Dit nu
geschiedt onmiddellijk na de opsomming van
de in coördinaten bekende grondslagpunten,
op de volgende wijze:
4 0.86 2.1 4.1
1 +43.20 0
0 +138.10
7.1
Verklaring eerste regel:
4 betekent: er volgt een (nieuwe) meetlijn.
0.86 is de tolerantiefactor. De tolerantie-een
heid mag dus 0.86x toegepast worden.
2.1 is het eerste punt van de meetlijn (reeds
in coördinaten bekend)
4.1 is het laatste punt van meetlijn (reeds
in coördinaten bekend).
0 is de voetmaat bij punt 2.1.
138.10 is de voetmaat bij punt 4,1.
Ook kunnen de coördinaten van een punt dat
in meer dan één eenheid voorkomt door om
cirkeling bepaald worden.
We coderen dan als volgt:
8 1 3.1 6.1 +97.45 0 +114.69 0 8.1
De verklaring van deze regel wordt later
in dit betoog gegeven bij het coderen van
detail-punten.
Op deze wijze kan de B-lijst verder worden
aangevuld met punten waarvan we de coör
dinaten nog niet weten, en welke we in meer
dan één eenheid willen gebruiken. Het is
noodzakelijk dat ook deze punten in de juiste
volgorde ter berekening worden aangeboden.
Als op genoemde wijze de B-lijst gecomple
teerd is, volgt het getal 10. Het getal 10 be
veelt de Zebra" te stoppen, opdat we kun
nen controleren of in de lengten van de meet
lijnen waartussen de meting is „opgehangen"
geen meetfouten voorkomen welke de opge
geven tolerantie te boven gaan.
De rekenmachine produceert n.l. twee pons
banden tegelijk. De ene bevat uitsluitend een
opsomming van 7-cijferige coördinaten, de
andere bevat bovendien gegevens als: bere
kende meetlijnlengte, gemeten meetlijnlengte,
bij overschrijding der toegestane tolerantie de
vermelding „above tolerance" (boven toleran
tie), enz.
Na terugvertaling van deze laatstgenoemde
ponsband in getypte letters en cijfers (welke
eveneens met behulp van een telexapparaat en
een toegevoegd ponsbandleesapparaat ge
schiedt) kunnen wij dus beoordelen of ge
constateerde fouten toch nog wel door de
beugel kunnen (bijv. als een meetlijn in sterk
geaccidenteerd terrein of over water ligt) en
de berekening dus voortgezet kan worden, of
dat hermeting zal moeten plaatsvinden.
Na het getal 10 volgen in de band de aan de
diverse meetlijnen gemeten gecodeerde details.
(Wordt vervolgd)