164 tratie direct op de foto's uit te voeren. Hierbij kan men gebruik maken van de enkele op namen, doch ook van daaruit samengestelde mozaïeken of fotokaarten. Het voordeel hier van is dat bij de vervaardiging ervan geen informatie wordt onderdrukt ten behoeve van een overzichtelijk kaartbeeld of ter vermijding van te hoge kosten, iets wat bij de gebruike lijke kaarteringswijze regelmatig voorkomt. Aan een kaart wordt gewoonlijk de eis gesteld dat zij een afbeelding geeft die gelijkvormig is met een projectie van het terrein op een horizontaal vlak. Een foto kan aan deze eis niet voldoen, daar zij in eerste benadering be schreven kan worden als centrale projectie op een vlak dat een willekeurige stand ten op zichte van de verticaal kan hebben. Bij vlak terrein is een nieuwe centrale projectie die de invloed van de eerstgenoemde elimineert, een zogenaamde „ontschranking", voldoende om de foto dezelfde meetkundige eigenschappen te geven als de kaart. Heeft men echter te maken met heuvelachtig gebied of bergterrein, dan is een gecompliceerder optische transfor matie nodig, waarbij met de hoogteverschillen in het terrein rekening wordt gehouden. On langs is in de Verenigde Staten van Amerika een instrument in produktie genomen, de ,,or- thophotoscope" genaamd, waarmee langs halfautomatische weg deze transformatie kan worden uitgevoerd. Indien men dit wenst kun nen uit aldus vervormde foto's fotokaarten worden samengesteld die aan hoge eisen van nauwkeurigheid voldoen en aan een gewone kaart gelijkwaardig zijn. Het lijkt alleszins de moeite waard te zijn om aan het gebruik van fotokaarten in samen hang met de uitkomsten van de fotoïnterpre- tatie bijzondere aandacht te besteden en na te gaan in hoeverre hiermee steun aan het werk van de civiel-ingenieur kan worden ge geven. Ten aanzien van het resultaat van dit onderzoek ben ik optimistisch gestemd, hoe wel het vinden van de meest economische werkwijze voor de toepassing onder variëren de omstandigheden nog veel experimenteel werk zal vragen. In het overleg tussen de civieltechnicus en de geodeet zal het tot de taak van laatst genoemde behoren om op de zojuist ge noemde mogelijkheden te wijzen en ze te plaatsen naast of tegenover de resultaten, welke zonder gebruik van luchtfoto's te ver wachten zijn. Hij zal een beslissing omtrent de keuze van de methode niet meer zónder het raadplegen van zijn gesprekspartner kun nen nemen en zal zich moeten realiseren dat hij hier een eerste verschijningsvorm heeft ontmoet van de groeiende overlapping tussen hun beider belangensferen. Wenden we ons nu tot de kwantitatieve in formatie, die aan de foto ontleend kan wor den, dan dient allereerst te worden vastge steld dat deze tot voor kort aan de ingenieur vrijwel uitsluitend werd verschaft in de vorm van uit foto's getekende kaarten, dus in „grafische" vorm. Dat men in recente tijd, mede door een beter inzicht in de vereiste nauwkeurigheid, ook profieltekeningen met behulp van luchtfoto's maakt, heeft hierin geen verandering gebracht. Bij de uitwerking van zijn ontwerp gaat de ingenieur ook voor een groot deel volgens gra fische of halfgrafische methoden te werk, zo dat er van zijn kant weinig behoefte bestaat om in de vorm waarin hem de resultaten van het landmeetkundige werk worden gepresen teerd, verandering te brengen. Dit moge dan verklaren waarom deze werk wijze jarenlang als bevredigend werd be schouwd, het heeft tevens tot gevolg dat men de veranderingen die zich thans op dit gebied voltrekken zonder veel overdrijving als revo lutionair kan kenschetsen. Vele fotogrammetrische instrumenten zijn in de huidige tijd van een automatische registra- tieapparatuur voorzien, waarmee de coördina ten van alle aangemeten punten direct op ponskaarten of ponsband worden vastgelegd. Na het aanbrengen van de, door het gevolgde procédé bepaalde, correcties en het uitvoeren van een of meer lineaire transformaties ver krijgt men van dezelfde punten coördinaten in het stelsel waarin gewerkt wordt. Hiervoor zal in Nederland gewoonlijk het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting worden gekozen. De in schakeling van moderne rekenautomaten heeft de uitvoering van deze omvangrijke en vroe ger zeer tijdrovende berekeningen binnen het bereik van het praktisch mogelijke gebracht, met het gevolg dat deze werkwijze zich zeer snel verbreidt. In algemene zin sprekend kan men stellen dat de uitkomst van de rekenmachine overeen komt met een afbeelding van het terrein, nu echter in digitale vorm. De vraag rijst of hier mee op dezelfde wijze gewerkt kan worden als met het grafische resultaat waaraan men ge wend is. Bij het beantwoorden van deze vraag zij allereerst opgemerkt dat de digitale vorm zonder moeite in een grafische kan worden omgezet door de ponsband toe te voeren aan een automatische coördinatograaf, die de ge registreerde punten kaarteert. In de meest

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 26