143 Waarneming in het veld kan men helaas niet of bijna niet bepalen; het enige wat men kan doen is geen waarnemin gen doen of stoppen, wanneer er sterke wind is, er zich boven een naburige berg een regen- storm ontwikkelt, enz. M.a.w. waarnemen bij rustig weer. Gelukkig heeft het weer in de tropen over het algemeen een vrij regelmatig verloop en kan men daar zijn programma naar regelen. Niet alleen zijn er natte en droge tijden, maar meestal weet men ook wanneer de wind be gint op te steken, of wanneer de regen komt en uit welke richting. Methoden De meest gebruikelijke methoden van waar nemingen zijn, in volgorde van toenemende nauwkeurigheid, de volgende: 1Enkele barometer methode. De barometer wordt afgelezen op het basisstation, daarna begeeft men zich zo snel mogelijk naar het veldstation, leest daar af en keert terug naar de basis, waar weer wordt afgelezen. Met een .basisstation" wordt bedoeld een terreinpunt dat al nauwkeurig in hoogte bekend is. De waarnemingen worden gecorrigeerd voor temperatuur, niet voor vochtigheidsgraad. Dc hoogte van het onbekende punt wordt dan be paald door de theoretische aflezing te bepa len van het basisstation ten tijde van de waar neming op het veldstation, eventueel grafisch, en het verschil te bepalen met de aflezing op het veldstation. Bij deze methode neemt men dus aan dat de luchtgesteldheid praktisch gelijk is op beide plaatsen en dat er in die tijd geen verandering optreedt, vandaar dat als eis gesteld is dat het tweede punt binnen 15 minuten bereikt moet zijn. In verband met de beperkte toelaat bare afstand en de beperkte nauwkeurigheid is het meestal aan te raden in dit geval een normale waterpassing uit te voeren. Deze methode wordt dan ook alleen toegepast in zeer moeilijk terrein, waar waterpassing niet praktisch is, bijv. dicht oerwoud of steile berg hellingen. 2. Enkele basismethode. Op de basis wordt een barometer geplaatst, die elke 10 of 15 mi nuten wordt afgelezen. Ook de natte en droge temperaturen worden opgemeten. Een tweede, de veldbarometer, wordt aan het begin ook op de basis afgelezen, waarna deze wordt mee genomen naar de diverse veldpunten en daar wordt afgelezen op een tijdstip dat er ook wordt waargenomen op de basis. Een juiste gelijkstelling van horloges is dus noodzakelijk. Na afloop keert de veldbarometer terug naar het basispunt en wordt daar ook weer afge lezen. Het verschil in aflezing op beide baro meters, wat praktisch altijd voorkomt, bij het begin en het eind dient van dezelfde orde en grootte te zijn. De waarnemingen worden ge corrigeerd voor temperatuur en vochtigheid. Indien mogelijk wordt de veldbarometer on derweg geplaatst op een of meer al in hoogte bepaalde punt (en), dit geeft controle bij de berekening. Het is duidelijk, dat er bij deze methode van uit gegaan wordt dat de luchtgesteldheid het zelfde is in het te bestrijken gebied en dat ver anderingen gelijktijdig optreden. Vandaar dat de horizontale afstand en het hoogteverschil beperkt dienen te blijven. Bij de Survey of Kenya heeft men proefonder vindelijk vastgesteld dat bij een maximaal hoogteverschil van 300 voet (ongv. 90 m) en een maximale afstand van 2 mijl (3,2 km) de nauwkeurigheid slechts 10 voet bedraagt. Bij grotere afstanden of voor nauwkeuriger resultaten dient men een van de nog volgende methoden te gebruiken. Men kan natuurlijk meer dan één veldbaro meter gebruiken. 3. De kikvorssprongmethode. Hierbij wor den twee barometers gebruikt; beide worden aan het begin op het basispunt afgelezen, daarna gaat een barometer (A) naar het eerste veldstation, terwijl de andere (B) op de basis blijft, beide worden weer gelijktijdig af-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 5