'It '"•'5 3 Het bewerken van veldwerkgegevens ten behoeve van het kaarteren met een elektronische coördinatograaf (slot) door S. C. Hoos, Cartograaf A bij de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. C. Codering van de aangemeten details Ook elke eenheid krijgt eerst weer enige al gemene informaties, van belang voor die een heid, t.w.: a. het cijfer 9, wat beveelt dat gegevens van eventueel voorgaande eenheden uitgewist moeten worden; b. het werknummer van het project dat geco deerd wordt (bij de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat heeft iedere op dracht een werknummer); c. het nummer van de eenheid; d. de tolerantie-eenheid. Voorbeeld: 9 381 5 0,0008 (a) (b) (c) (d) Na vermelding van deze gegevens wordt met de codering van de eerste meetlijn van de een heid een aanvang gemaakt. We moeten de Zebra melden: a. dat er een meetlijn volgt (door middel van het cijfer 4); b. welke factor we op de tolerantie-eenheid willen toepassen; c. welk begin- en eindpunt de meetlijn heeft en d. welke voetmaten bij deze punten behoren. Voorbeeld: (zie tevens fig. 14): 4 0.95 2.1 3.1 0 +112.30 (a) (b) (c) (d) Niet altijd zal bij het eerste punt de voetmaat gelijk nul zijn. Doet zich de situatie voor zoals in fig. 15 geschetst is, dan zullen we moeten schrijven: 4 0.95 2.1 3.1 —8.40 +103.90 En tenslotte geeft fig. 16 nog een derde mo gelijkheid aan. Hier schrijven we: 4 0.95 2.1 3.1 +15.10 +127.40 Ik" 'JA- 2.1 189 2.1 l 13- -A ^3.1 Bs

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 13