192
99?
fig-
cirkeling, waarna de volgende loodlijnen op
de meetlijn gecodeerd worden.
Wanneer we van de eenheid de eerste meet
lijn geheel gecodeerd hebben coderen we de
volgende meetlijnen.
Dit zullen dan dikwijls meetlijnen tussen pun
ten zijn, welke een labelnummer dragen, zo
als bijvoorbeeld in figuur 20 de lijn 7-8.
Nadat van de eenheid waaraan we werken
alle meetlijnen op bovenomschreven wijze be
handeld zijn, dus alle handelingen welke
coördinaten zullen opleveren verricht zijn,
rest ons nog het uitoefenen van controles
(dit zijn handelingen welke géén coördinaten
als resultaat hebben).
20
We onderscheiden afstandscontroles en
rechte-lijncontroies. Het is overzichtelijk als
we eerst de afstands- en daarna de rechte-
lijncontroies verrichten.
Afstandscontroles zullen we in de meeste ge
vallen toepassen op blokmaten van gevels
e.d. Een dergelijke controle wordt de
„Zebra" dan in deze vorm voorgeschoteld:
5 6 19 20 0 +9.10
Verklaring (zie tevens fig. 18):
5 waarschuwt de „Zebra" dat er een af
standscontrole volgt.
6 is de toe te passen tolerantie-factor.
19 en 20 zijn de nummers van het eerste en
het laatste punt van het te controleren lijn-
stuk.