182 grondvesting van het kadaster. De burgerlijke samenleving wordt immers ten zeerste gediend wanneer de contracten, die privaatrechtelijke handelingen vastleggen, van overheidswege bewaard worden. Dank zij de nummering van elk grondstuk kan deze onschatbare informa tie namelijk ten allen tijde weer in de gevraag de orde worden geëxterioriseerd, terwijl frau de en vervalsing worden tegengegaan. Vroeger moest men geheel en al vertrouwen op de beloften van zijn medecontractant (een man, een woord). Aangezien evenwel niet de liefde maar het conflict de natuurlijke verhou ding tussen mensen onderling is, kan men in rechtsaangelegenheden uiteraard op niemand vertrouwen. En omdat grondeigendom een voorname bestaansbron is en moeilijk voor be wijs vatbaar, zal hierover licht onenigheid ontstaan (qui terre a, guerre a). Het is dus duidelijk dat een overheid, die zich tot taak stelt de maatschappelijke rust en welvaart te bewaren, de zekerheid van de eigendom moet bevorderen. Zo wordt sinds 1814 in art. 4 van de Grondwet aan allen die zich op het grond gebied van het Rijk bevinden gelijke aan spraak op bescherming hunner goederen toe gezegd, en via organieke wetten is voor de bescherming van onroerende goederen de vorm gekozen van algemene, openbare regis tratie. Op deze wijze werd ieders persoonlijke grondbezit tegenover de medemens gelegiti meerd (waardoor aan de mensen een belang rijk casus belli ontnomen werd) en ontstond de burgerlijke eigendom als staatsinstelling. Nu doet prof. Naber (Beginselen van Grond boekwetgeving) het voorkomen alsof de staat door het bedingen van openbaarheid een ab solute beschikkingsbevoegdheid over alle on roerende goederen verlangd zou hebben en alle privaateigendom door bedeleen vervan gen zou hebben. Hij schrijft: Het beginsel der vrije beschikking over de private eigendom duldt velerlei beperkingen, maar het houdt op te bestaan, zodra de overdracht bij de gratie der overheid geschiedt. Deze opmerkingen zijn aanvaardbaar. Ieder is namelijk vrijgelaten om alleen de goederen die wettig eigendom zijn te vervreemden en deze ethische vrijheid is vrucht van onze ver voortgeschreden sa menleving. Volgens Naber zou de term „ka dastraal eigendom" een contradictio in ad- jecto zijn; liever zouden we zeggen dat hij evenwel een pleonasme is, want zonder ka daster zou niemand eigendom kunnen bewij zen hoogstens een min of meer deugdelijk bezitsrecht. Bevat ons kadaster nu het absolute bewijs van eigendom? Neen, gelukkig niet. Het zou van weinig soepelheid getuigen (en intelligentie is ongeveer hetzelfde als souplesse) wanneer men een eenmaal gedane inschrijving a tort et a travers onaantastbaar verklaarde. Er kan immers altijd sprake zijn van oningeschreven recht en ingeschreven onrecht. Onze wetgever heeft dan ook gekozen voor het negatieve stel sel, dat in de praktijk uitstekend voldoet. Uit het beginsel van openbaarheid vloeit het beginsel van specialiteit voort. Eigendom zelf is nl. een abstractie en openbaar maken dwingt tot concretiseren; er moet een uitwen dige en hanteerbare vorm gegeven worden aan iets dat anders altijd een duistere relatie blijft. Het voorschrift dat eigendom niet wordt overgedragen zonder algemene bekendmaking voor zintuigen waarneembaar maken) heeft er toe geleid dat de overheid de eigen domsobjecten een identiteit moest verschaffen in de vorm van het kadasternummer. Zoals we zullen zien heeft men zich vóór 1812 eeuwen lang beholpen met systemen die er niet in slaagden de grond éénnamig (univook) aan te duiden, zodat grondfraude aan de orde van de dag was. Het is de verdienste van de land~ meetkunde geweest dat hieraan paal en perk gesteld werd. Hierover nog een enkele opmer king. De Amerikaanse sociologie legt er vaak de nadruk op dat er algemeen sprake is van een achterstand van het sociale kunnen verge leken bij het technisch kunnen (social lag). Het is nu frappant dat deze orde bij het ka daster juist omgekeerd geldt. Dit is namelijk een zo modern sociaal instituut, dat de tech niek pas momenteel voldoende is fijngeslepen om de sociologische doelstellingen die de sa menleving zich al eeuwenlang t.a.v. haar grondhuishouding stelt, te kunnen effectueren. Ook de orde in de bestaande wetenschap (welke de zekerheden van de mathematica stelt tegenover de onzekerheden van de gees teswetenschappen) geldt bij het kadaster juist omgekeerd. Het subject van de eigendoms relatie kan met grotere zekerheid worden aan geduid dan het object ervan. De eigenaar vindt men nl. in de laatst ingeleverde wilsver klaring die op het grondstuk betrekking heeft (laatste wil inbegrepen). De eigendomsgren- zen in niet-hermeten plans (die tot stand zijn gekomen door „indelen" of „aanhouden" en waar dus vaak veel muziek in zit) kunnen daarentegen slechts met een zekere onscherp te (statistische waarschijnlijkheid) worden teruggezet. Algemene hermeting zou deze spookbeelden uit onze administratie kunnen verjagen. Pas wat gemeten is, is waar en

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 6