244 meten van hoeken, en met de twee andere, welker cirkels in een verticale stand geplaatst waren, kon men d.m.v. kunstmatige horizons zenitafstanden bepalen en derhalve zelfs in een enkele nacht op een zeer klein deel van een seconde na de breedte van een station berekenen. Bij deze grote driehoeksmeting moest men niet alleen de waarde der hoeken in de geodetische driehoeken berekenen, maar ook op zekere afstanden de middaghoogten der sterren meten, een hoogte, welke gelijk was aan de breedte van elk station. De 14e april begon men dit werk. Bij het val len van de avond was de karavaan verenigd onder de reusachtige apenbroodboom (adan- sonia), die als waarnemingspunt gediend had. Zijn omvang was meer dan 80 voet. Zorn en Emery bepaalden daar 's nachts nauwkeurig de verplaatsing, die het zenit ondergaan had door de verhuizing van het eerste naar het tweede station. De volgende dag werd eerst de hoek gemeten, die de boom met de beide uiteinden van de basis vormde. Dit maakte de berekening van de eerste driehoek mogelijk. Zo ging de triangulatie gedurende een maand zonder verhindering voort. De 15e mei waren de astronomen een graad noordwaarts ge vorderd na zeven driehoeken te hebben ge meten. Zij bevonden zich op de hoogte van Lattakou, 35 km oost van hun station. Tijdens de rust namen Zorn en Emery de hoogte van de zon op, terwijl Palander zich bezig hield, om de maten die het verschil in hoogte der vizieren aanduidden, te herleiden, teneinde ze met de zeespiegel in overeenstemming te brengen. De waarnemingen werden door het slechte weer niet onderbroken: tijdens het sombere weer en 's nachts hielpen lichtsignalen de voortgang van het werk bevorderen. Onnodig te zeggen dat dit alles geschiedde onder het gewapend oog van getrainde begeleiders, het geschreeuw van de jakhals en het schorre ge grinnik van de hyena. Op 17 juni trok men over een brede stroom, een zijtak van de Oranjerivier. Op 21 juni kwam men aan een bosrijke streek. De 28e juni hadden de astro nomen de basis van hun 13e driehoek ge meten. Daarna kwamen er moeilijkheden, doordat een leeuwenkolonie een berg bezet hield, juist daar waar een signaallicht moest worden ontstoken, maar op 1 juli was ook dat voorbij: d.m.v. 15 driehoeken hadden zij nu reeds twee graden op de meridiaan gemeten. In augustus d.a.v. verloor de karavaan veel tijd, doordat een uitgestrekt bos hun arbeid belemmerde, Dit werd in brand gestoken en eindelijk op 14 augustus was de weg voor de meridiaan gebaand. Kenmerkende heuveltop pen dienden als steunpunten. 17 augustus had men reeds een derde graad van de meridiaan gemeten: van 22 driehoeken waren de ele menten bekend. Door het uitbreken van de Engels-Russische oorlog besloot men de metingen nu langs twee verschillende meridianen voort te zetten. De Engelsen kozen zestig of tachtig mijl verder westwaarts een andere boog, die zij door een reeks driehoeken met de eerste in verbinding moesten brengen. Daarna zouden zij onder deze nieuwe omstandigheden hun triangulatie tot aan de twintigste parallel vervolgen. Het werk zou nu natuurlijk moeilijker worden. Murray en de kolonel belastten zich met de geodetische en hoogte-opmetingen, Emery moest Palander als rekenaar vervangen. Op 31 augustus richtte men zich het eerst naar de dolmen, die bij de laatste waarnemingen als baken had gediend. 8 september was de reeks hulpdriehoeken gereed en werd de nieuwe meridiaanboog gekozen, een graad westelijk van de eerste, de 23e oostelijk van Greenwich. Regelmatig trokken twee mensen vooruit, om geschikte punten te zoeken voor de bakens. Eind september waren 32 driehoeken geme ten, vier graden op de meridiaan, overeen komende met ongeveer de helft van de voor genomen taak. Gevechten met vijandige stammen als de Makololo's eisten vaak de grootste oplettend heid, maar op 27 oktober sneed de weten schappelijke commissie de Steenbokskeerkring en nadat zij de 3e november de 41e driehoek had gemeten, werd door waarnemingen be vestigd dat de meting weer een graad gevor derd was. En weer kon de driehoeksmeting gedurende een volle maand met kracht worden voortgezet. Bij het doortrekken van de echte woestijn werd van hun uithoudingsvermogen het uiterste gevergd. Op 21 januari, toen de vlakke bodem oneffen begon te worden, zag de commissie in het noordwesten op een af stand van ongeveer 15 km de berg Scorzef. Het station waar men zich bevond, werd door één enkele driehoek met deze bergtop ver bonden. De astronomen hadden geen keus. Om de hoek te verkrijgen, welks top gelegen was bij hun station, moest men het oog rich ten op de bergtop enerzijds; voor het andere signaal, links van de meridiaan, koos men een steil heuveltje op 4 km afstand. Door een der kijkers van de repetitiecirkel bepaalde men er de richting van. Twintig maal verplaatste

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 10