xh x, 239 c. de beide richtingen in P en Q worden naar dezelfde bekende punten gemeten, dus in totaal twee bekende punten (zie fig^ 5 en 6) Het kan dus voorkomen dat A samenvalt met C of D en/of B samenvalt met C of D. Het argument PQ wordt verkregen door tweemaal een voorwaartse snijding uit te voe ren volgens de basishoekenmethode. Om de coördinaten van P en Q te berekenen moeten we eveneens tweemaal een voor waartse snijding uitvoeren volgens bijvoor beeld de methode Heckmann-Tienstra. De berekening berust op hét volgende prin cipe: Door de punten A ,B en P is een cirkel te construeren, eveneens door de punten C, D en Q. Door de basis PQ te verlengen, totdat deze de cirkel door A. B en P, respectievelijk de cirkel door C, D en Q snijdt, krijgen we de hulppunten Hp, respectievelijk Hq, welke gelegen zijn op deze cirkels. In de aldus gevormde driehoeken ABHp en CDHq met als basis AB, respectievelijk CD, zijn de beide basishoeken bekend en tevens de coördinaten van de basishoekpunten. De coördinaten van de hulppunten Hp en Hq zijn nu volgens de basishoekenmethode te berekenen: XA cotg a XB cotg ft YA YB cotg a cotg ft Ya cotg a Yb cotg ft -\- XA XB cotg a cotg ft Xc cotg y XD cotg d Yc+ YD cotg j' cotg Yc cotg 7 Yd cotg <5 Xc XD cotg y cotg d X»,= YH. X H N.B. De formules zijn aangepast aan de hiervoor genoemde notatie! Het argument PQ Hp Hq of Hq Hp bere kenen we uit: tg PQ X; H X, yh Yh <7 P cotg PQ of Yh -Y H N.B. Hp en Hq kunnen omgewisseld gelegen zijn ten opzichte van P en Q, zodat het kwadrant niet uit de berekening te bepalen is (zie ad 2 hierna). Nu PQ bekend is, kunnen we AP, BP, CQ en DQ berekenen, waarna we door een voor waartse snijding vanuit A en B, respectievelijk C en D, de coördinaten van P, respectievelijk Q, bepalen. De meting moet voldoen aan de volgende voorwaarden: 1de hoeken a, ft, y, d, (ft a) en (d y) moeten liggen tussen 22^° en 157^° of 202^° en 3373/2°, respectievelijk 25 gr en 175 gr, of 225 gr en 375 gr: 2. de afstand Hp Hq moet groter dan of gelijk zijn aan de basislengte PQ; 3. de basislengte moet liefst niet kleiner zijn dan 250 m; 4. de punten A, B, C, D, P en Q moeten lig gen binnen een gebied van 50 x 50 km (platte vlak!). De resultaten zijn het meest gunstig, indien de hoeken (ft a) en (d y) ongeveer 100 gr zijn en de afstand H Hq groter is dan de basis PQ. ad 1Deze voorwaarde heeft betrekking op de nauwkeurigheid van de waarden van de cotangenten voor wat betreft de hoe ken a, ft, y en De waarden van (ft a) en (<5 y) bepalen de nauw keurigheid van de vier voorwaartse snij dingen (zie vorige alinea en fig. 7). ad 2. Indien Hp Hq {kleiner is dan de basis PQ vindt extrapolatie plaats bij de be rekening van het argument PQ. Om dit te beoordelen is het nodig een schets te maken of de richtingen uit te zetten op bijvoorbeeld een topografische kaart. Het is zelfs mogelijk bij een com binatie van vier of drie bekende punten, dat Hp en'Hq samenvallen. Bij twee be kende punten komt dit niet voor (zie fig. 8 tot en met 11). Deze schets dient tevens voor het bepalen van het kwa drant waarin het argument PQ ligt, om dat dit niet uit de berekening is af te lei den tenzij het kwadrant met behulp van een kompas bepaald is. ad 3. Deze voorwaarde houdt verband met de nauwkeurigheid van de richtingsmeting, dus de verhouding korte richting verre richting en het voorkomen van over grote afstand verplaatsen van de centrale instellens van de theodoliet schlottern

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 5