243 van zestien graden Celsius te herleiden. Daarna plaatste men de tweede liniaal op de blokjes met dien verstande evenwel, dat er een kleine ruimte tussen de beide uiteinden overbleef. Nu behoefde men alleen nog maar de ruimte tussen de beide linialen te weten. Aan het uiteinde van de eerste en op dat ge deelte hetwelk door de koperen liniaal niet bedekt werd, bewoog zich een zeer klein ton getje van platina tussen twee spijltjes. Men gaf aan dit tongetje een stootje, zo. dat het de tweede liniaal aanraakte; aangezien het in tienduizendste delen van een vadem verdeeld was en een nonius, op de spijltjes aangebracht en van een microscoop voorzien, honderddui zendsten van een vadem aanwees, kon men met wiskunstige zekerheid de tussenruimte berekenen. Om het verschil in thermometri- sche afwijkingen tussen de linialen te voor komen. bedekte men die ook nog met een dakje van enige centimeters hoog, zodat het de waarnemingen niet kon hinderen Een maand lang werd dit werk voortgezet. Als de arbeid niet gestaakt behoefde te worden, kon men aldus 220 tot 230 vademen per dag meten. Voor de nacht werden eveneens de pijnlijkste voorzorgen getroffen, zodat bij verstoringen het werk niet van voren af aan behoefde te worden begonnen. De vraag, welke lengte men aan de basis zou geven, leverde een meningsverschil op. Men werd het eens op ca. 8000 vademen. De onmiddel lijk gemeten afstand gaf als resultaat 8037,75 vademen en daarop zou nu de hele rij drie hoeken gebaseerd zijn. welker net Zuidelijk Afrika over een lengte van verscheidene gra den moest bedekken. Het meten van de basis had 38 dagen geduurd. De driehoeksmeting Eerst moest men nu de breedte van het zuide lijkste punt opnemen, waar de boog van de meridiaan, die men wilde meten, begon. Een soortgelijke arbeid moest (later) aan het noordelijk uiteinde van de boog verricht wor den en door het verschil in breedte zou men dan weten, hoeveel graden het gemeten deel van de meridiaan lang was. Te dien einde hadden Emery en Zorn reeds enige nachten de hoogte van verschillende sterren bepaald door middel van de cirkel van Fortin1). Een afwijking van nog geen twee seconden tussen hun berekeningen was waarschijnlijk te wijten aan het verschil der straalbreking, dat 1) Nicolas Fortin (17501831) vervaardigde vele astronomische en geodetische instrumenten. Zijn ateliers waren in Parijs. zijn oorzaak vond in de verandering van luchtlagen. De breedte in decimale graden be droeg 27.95.1789. Daarna berekende men de lengte en men bracht dit punt over op een uitmuntende op grote schaal getekende kaart van Z.-Afrika. Op deze kaart moest men nu een meridiaan kiezen, waarvan men een ge deelte wilde meten, dat tussen twee op enige graden van elkaar verwijderde plaatsen ge legen was. Men begrijpt immers, dat hoe gro ter de gemeten boog is, des te meer de invloed van mogelijke vergissingen in de bepaling van de breedte zal verminderen (de boog tussen Duinkerken en Formentera mat bijna tien graden van de meridiaan van Parijs). Dit deel van Z.-Afrika wordt ingenomen door de woestijn Kalahari, die zich uitstrekt van 20 tot 29 graden Zuiderbreedte. In de breedte loopt deze vlakte van de Atlantische Oceaan ten westen tot aan 25 graden Oosterlengte van Greenwich (langs deze 25e meridiaan trok in 1849 Livingstone noordwaarts). Men besloot, dat de te meten boog gemeten zou worden op de 24e meridiaan die, wanneer men hem tot in Europa doortrok, het gemak kelijk zou maken om op Russisch grondge bied een boog op dezelfde meridiaan in het noordelijk halfrond te meten. De astronomen hielden zich bezig met het kie zen van een station, dat de tophoek worden moest van een driehoek, die de gemeten basis tot grondslag had. Rechts van de meridiaan werd daarvoor een eenzame boom gekozen, die op een kleine verhevenheid stond, onge veer tien kilometer van hen verwijderd. De spitse top maakte, dat men zijn standpunt met nauwkeurigheid kon bepalen. De hoek. die deze boom maakte met het zuidoostelijk einde van de basis, werd nu gemeten met de repetitie)cirkel van Borda; de twee kijkers van het instrument werden zo geplaatst, dat hun gezichtsassen juist in het vlak van de cirkel lagen, de ene gericht op het noordwes telijk basiseinde. Zij wezen door hun stand de grootte van de hoek aan, die beide stations met elkaar maakten. Door herhaalde waar nemingen kunnen fouten vermeden worden. Wat betreft de noniussen, de waterpassen en de loden draden, waarmee men de juiste plaatsing der wonderschone toestellen aan wees. dat alles liet niets te wensen over. De commissie bezat vier (repetitie)cirkels van Borda2): twee moesten voor de geode tische waarnemingen dienen, zoals b.v. het 2) J. C. de Borda (17331799), grondlegger van de wetenschappelijke scheepsbouw in Frankrijk, medewer ker aan de eerste Franse graadmeting enz. enz.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 9