287
geldt van 1,tot 2,— per hectare, doch
die in werkelijkheid als kampeerterrein of
bungalowpark een brutohuur van 10.000 en
meer per hectare opbrengen. In mijn praktijk
ken ik een geval (en anderen kunnen dit met
tientallen sterkere staaltjes vermeerderen),
waarin kreupelhoutterrein in 1892 op 2,
opbrengst per hectare is geschat en thans
voor 150.000 per hectare wordt verkocht.
De berekening van de belastbare opbrengst
van de tienduizenden hectaren ruilverkave-
lingsgebied, waarvan de structuur en de vorm
der percelen totaal is gewijzigd, is helemaal
een farce. Want op grond van de Wet blijft
niet alleen de in de Tachtiger jaren geschatte
belastbare opbrengst van kracht, maar ook
in precies dezelfde oude perceelsindeling als
op het tijdstip der schatting. De berekening
anno 1963 moet dus plaatsvinden met behulp
van de schattingsplans van 1882.1889, die
in de meeste gevallen ook nog op een andere
schaal zijn gekaarteerd dan de nieuwe ruil-
verkavelingskaarten.
Met de belastbare opbrengst „gebouwd" is
het van hetzelfde laken een pak. In 1904 werd
deze opnieuw in een herschattingswe't vast
gesteld met als grondslag de gemiddelde huur
uit de periode 1892—1896. Aan de hand van
de typeschattingen van zeventig jaar geleden
moeten de ambtenaren van de grondbelasting
vandaag de dag nog trachten de belastbare
opbrengst anno 1904 vast te stellen van ons
miljoen na-oorlogse winkelpaleizen, moderne
fabrieksgebouwen, bungalows, appartemen
ten en andere met modern comfort uitgeruste
woningen. Relatief zeer sterke waardever
mindering van huizen door bijv. verlegging
van de verkeersstromen of door migratie der
oorspronkelijke bewoners naar de buiten
wijken (verpaupering der binnensteden)
brengen geen vermindering van de druk der
Grondbelasting. Sterke waardevermeerdering
doet evenmin af aan de eenmaal vastgestelde
opbrengst. De verovering van het platteland
door auto en bromfiets, de verlossing van de
dorpen uit hun isolement, de opkomst van het
forensenwezen als massaverschijnsel werkte
de waardevermeerdering van de dorps
woning in de hand, doch een huis dat eenmaal
was geschat, behield (als geen verbouwing
of bijbouw plaats vond) haast ten eeuwigen
dage de vastgestelde belastbare opbrengst.
Deze laatste was al lang aan een broodnodige
vernieuwing toe. Ook voor wat de onwerke
lijke na-oorlogse schatting van het „ge
bouwd" betreft komt de overheveling van de
belasting op onroerende zaken naar de ge
meenten op een gunstig tijdstip.
Gevolgen van afschaffing
In een gecompliceerd stelsel van volkshuis
houding waarin wij leven zijn de gevolgen
van de afschaffing van de Grondbelasting
voor de verschillende grondadministraties
uiteraard zeer onoverzichtelijk. Voor vele
polders en waterschappen, en voor meer dan
een hoogheemraadschap, die hun gehele las-
tenadministratie hebben gebaseerd op be
paalde percentages van de belastbare op
brengst, zoals deze voorkomt in de kadastrale
legger, betekent de afschaffing van de Grond
belasting het wegvallen van hun inningsbasis.
Want begrijpelijkerwijze zal deze afschaf
fing voor de kadastrale dienst betekenen dat
alle administratieve rompslomp der Grond
belasting uit de kadastrale legger, uit alle
hulpformulieren en uit de bijhoudingsstaten
verdwijnt. Denk niet te licht over de gevol
gen hiervan voor de polderboekhoudingen en
die van water- en hoogheemraadschappen.
De meeste polders hebben voor de berekening
van de aanslagen in de polderlasten hun
„keuren" aan de moderne tijd aangepast. De
eigenaren van vast goed worden niet meer
alleen aangeslagen naar de oppervlakte van
hun eigendom binnen de polder, maar ook
voor de waarde van hun gebouwen, van hun
huizen. Hoogheemraadschappen als die van
Noordhollands Noorderkwartier (bijna heel
Noordholland benoorden het IJ) innen de
heemraadschapslasten van honderdduizenden
eigenaren via een soort schaduwadministratie
van de Grondbelastingdienst, in combinatie
met gegevens van het Kadaster. Dergelijke
lagere organen zullen naar andere wegen
moeten zoeken, om met de laagst mogelijke
perceptiekosten toch hun eigen grondadmini-
stratie te kunnen bijhouden.
De overheveling van grondbelasting en per
sonele belasting naar de gemeenten brengt
dan uiteraard de hele heffingsadministratie
naar deze gemeenten. Verwacht mag worden
dat de werkzaamheden verbonden aan de
„aanslagregeling" door de gemeenten zelve
zullen moeten worden uitgevoerd. De ge
gevens over de zakelijk rechthebbende zullen
wel door de kadastrale dienst worden ge
leverd. wellicht door de verstrekking van een
kadastraal schaduwarchief door middel van
fotokopieën van de kadastrale legger en van
de hulpregisters voor de bijhouding van de
kadastrale boekhouding. Wat dit laatste be-