wt'J.'n'rw
330
61 m
0.5 m
0.08 m
61.58m
fig. 3
Om aan de nauwkeurigheidseisen te voldoen
die we aan de metingen voor de meetkundige
grondslag stellen, dienen de af te lezen lijn-
stukken maximaal ongeveer 100 meter te zijn,
afhankelijk van het weer. Bij ondulatie zal men
terug moeten gaan tot 60 meter. Dit betekent
dat iedere veelhoekszijde in gedeelten gemeten
moet worden, hetgeen impliceert dat de baak
opstelling zodanig moet zijn, dat de baak om
zijn voetstuk gedraaid kan worden, zonder
fouten te introduceren.
Hiertoe gebruikt men óf theodolietstatieven
met opzetstukken zoals bij de geleide centre
ring gebruikelijk is, óf speciaal geconstrueer
de baakstandaards.
In het laatste geval, waarbij meestal om het
voetpunt op de grond gedraaid wordt, gebrui
ken wij, om fouten te voorkomen, waterpas
piketten met een uitholling voor de verticale
statiefpunt.
Om controle in het terrein te verkrijgen kan
men verschillende wegen bewandelen:
1. Men kan de veelhoek heen en terug meten.
Dit is tamelijk tijdrovend, omdat vervoer
cn opstellingen de meeste tijd vragen van
het meetproces.
2. Men kan ieder deelstuk direct heen en
terug meten, door herhaaldelijke wisseling
van instrumenten en baak. Deze methode
schakelt het gebruik van de handige baak
standaards uit, omdat alle opstellingen
ook geschikt moeten zijn voor het instru
ment.
3. Men kan op ieder deelstuk 2 baken plaat
sen op korte afstand uit elkaar (13 m)
en het afstandje ertussen met duimstok of
rouleau meten.
De laatste methode werkt het meest econo
misch:
a. men kan werken met de handige baak
standaards waarvan er 2 door één man
gedragen en opgesteld kunnen worden:
b. men heeft controle op het juiste tijdstip,
namelijk direct en
c. er wordt niet méér gelopen dan bij een
enkele meting.
Er is één bezwaar tegen het gebruik van de
baakstandaards met één verticaal been: ze
zijn kwetsbaarder en geven bij wind of op ste
nige ondergrond nog wel eens opstelmoeilijk
heden. Wij overwegen daarom, bij konse-
kwent meten volgens het laatste controle
systeem, de twee baakstandaards te koppelen
met een horizontale verstelbare stang, waarop
tevens dc afstand af te lezen is.
De meest voorkomende fouten zijn: te hoge
aflezing door het scheefstaan van de baak en
vergissingen in het tellen van baak of nonius-
delen, waardoor bijv. 2 meter of 20 cm fouten
ontstaan. Door de controlemeting worden deze
gesignaleerd. Noniusdelen voor 20 of 50 cm
zijn in dit verband aan te bevelen boven die
voor 10 cm aflezing.
Voor de veelhoeksmeting in zijn geheel wil ik
nog wijzen op het feit dat, zonder veel moeite
meer, de hoekmeting volgens het systeem der
geleide centrering kan geschieden, wat zeer
aan te bevelen is. Het vereist in het terrein
twee statieven mcér, maar dit komt het tempo
van de meting alleen maar ten goede.
Een goed werkende ploeg van drie man kan
op deze wijze na een goede verkenning
naar mijn ervaring ongeveer 3 km per dag
volledig meten, met controle.
Tenslotte komt voor de indirecte lengtemeting
in de tweede fase de invar basishaak (fig. 4)
in aanmerking.
Zoals u bekend is, is dit een horizontaal op te
stellen afstandsbaak met een vaste lengte van
2 meter. Voor ieder lijnstuk wordt het top-
fig. 4
'4050 6070 80 90