336
van de ploeg moet voortdurend weten wat er
gebeurt, terwijl hij vaak het instrument niet
kan verlaten.
In terrein met veel huizen en dichtbegroeide
tuinen kan het voorkomen dat men, om vol
doende grenspunten te kunnen opnemen, een
zeer groot aantal standplaatsen moet gebrui
ken. Dit komt nogal eens voor, wanneer in
een uitbreidingsgebied van een stad of dorp
een groep oudere huizen blijft staan. Tachy-
metrisch opmeten van deze oude percelen zal
dan veelal oneconomisch zijn, zodat men ge
neigd is dergelijke eilanden weer op de klas
sieke wijze op te meten.
Een belangrijk nadeel van het werken met de
tachymeter is dat men hogere eisen aan het
weer moet stellen. Bij regen, wind, felle zon
of mist zal het nogal eens gebeuren dat men
met een meetband nog kan werken, maar dat
de tachymeter binnen moet blijven. Het aan
tal onwerkbare dagen neemt daardoor met
enkele procenten toe.
Bijkomstige nadelen zijn er nog verscheidene.
Zo worden bij het aflezen van de afstanden
nogal eens 2 meter-fouten gemaakt. Men moet
daarbij bedenken dat er vaak takken of blade
ren voor de horizontale baak hangen, waar
door gemakkelijk vergissingen worden ge
maakt bij het tellen van de strepen. Een min
der prettige kant van het tachymeterwerk is
ook het grote gewicht van het instrument en
vooral van de statieven, waardoor de hele
meetploeg flink moet sjouwen. Een belangrijk
nadeel is nog dat het instrument vrij kwets
baar is. Reparatie, ook van kleinigheden, kost
veel tijd en geld.
Kadastrale problemen
Zijn de tot nu toe behandelde kwesties van
meer algemene aard, er zijn twee problemen,
die typisch voor het kadaster zijn. Het eerste
wordt gevormd door de eis, dat alle opgeme
ten grenspunten later weer op het terrein her
steld moeten kunnen worden, het tweede pro
bleem is de noodzaak in een tachymetrisch
hermeten gebied een passende methode van
bijhouding te vinden.
Herstel van punten, die met de voerstraal-
methode zijn opgemeten, is vaak iets bewer
kelijker dan van punten die in een meetlijnen-
verband zijn vastgelegd. Maar vooral zien we
hier weer het nadeel naar voren komen dat
men aan die methode niet gewend is en in elk
voorkomend geval begint met lange discussies
en pas na veel verloren tijd tot een oplossing
komt. In werkelijkheid is de reconstructie niet
zo moeilijk als vaak gedacht wordt. De op
lossing is trouwens principieel niet anders dan
bij het herstel van punten, die op een andere
wijze zijn opgemeten.
Men kan voor het uitzetten van grenspunten
twee methoden toepassen:
1. direct herstellen van vroeger genomen
maten, waarbij men dus als het ware de
opmeting in omgekeerde volgorde her
haalt;
2. door een transformatieberekening afleiden
van nieuwe maten, die op het terrein uit
gezet kunnen worden.
Direct herstel van een tachymetrische opme
ting betekent dus dat men een oude stand
plaats opnieuw gebruikt. Soms is zo een oude
standplaats gemakkelijk terug te vinden, als
hij b.v. gevormd wordt door een grenssteen
of een rioolput, in andere gevallen kan hij her
steld worden door ombogen van de gemeten
afstanden tot voorwerpen, die nog aanwezig
zijn. In de oude standplaats kan men dan de
vroeger gemeten richtingen en afstanden uit
zetten met een theodoliet en een meetband, of
weer met een tachymeter.
Soms kan men grenspunten herstellen door
alleen gebruik te maken van vroeger gemeten
lengten, wanneer men behalve van tachy-
metergegevens ook gebruik kan maken van
kortgesloten maten of aanmetingen aan ge
bouwen. De uitzetting verloopt dan ongeveer,
zoals we gewend zijn bij herstel van punten die
op de klassieke wijze zijn opgemeten.
In veel gevallen zal het niet mogelijk zijn de
oorspronkelijk gemeten richtingen en afstan
den te herstellen, zodat een transformatie
noodzakelijk is. Men moet bedenken dat de
standplaatsen vaak slechts zeer tijdelijk ver
zekerd worden, en later soms geheel onbereik
baar kunnen blijken te zijn geworden. Men
moet dan nagaan welke vroeger opgemeten
voorwerpen nog aanwezig zijn, en vervolgens
uit de oude gegevens nieuwe maten bereke
nen, die het mogelijk maken daaruit de ont
brekende grenspunten te herstellen. Deze be
rekeningen zal men gewoonlijk op kantoor met
de rekenmachine uitvoeren. Men moet hierbij
in de praktijk leren die maten te kiezen die
enerzijds snel uit de oude gegevens berekend
kunnen worden, anderzijds op het terrein ge
makkelijk uitgezet kunnen worden. Principiële
moeilijkheden kunnen zich hierbij niet voor
doen, omdat van alle met richting en afstand
opgemeten punten gemakkelijk coördinaten te
berekenen zijn, die weer getransformeerd kun-