DISCUSSIES 2e N*GX*~congres 345 Behalve een korte discussie na de lezing van de heer Blink werden alle discussies samen gevat in een discussie mét een door de spre kers gevormd forum. Bij de discussie na de lezing van de heer Blink stelde de heer Proper de vraag: Hoe worden de oppervlakten van tachymetrisch gemeten percelen berekend? Antwoord: Meestal uit de kaart of half- grafisch met behulp van kortgesloten maten. Voor erg nauwkeurig te bepalen grootten kan het ook uit coördinaten, maar dit is om slachtig. Prof. Kruidhof stelde dat de heer Blink diep was ingegaan op de nadelen van tachymetrie, maar dat de synthese die op de antithese be hoort te volgen enigszins ontbroken had. Hij wilde daarom graag nog iets toevoegen. Com binatie van indirecte- en directe afstandmeting is altijd nodig. De bezwaren die aangevoerd zijn, zijn niet zo belangrijk. De tachymeter is een gemakkelijk instrument, ook in vlak ter rein. Het grote bezwaar is dat er gtcn men sen met ervaring zijn. Hiervoor is centralisatie nodig. De oppervlakteberekening is zijns in ziens niet zo moeilijk als de heer Blink meent. Bij de forumdiscussie kwam als eerste de heer De Jong, leraar aan de H.T.S. te Rotterdam naar voren. De heer De Jong werkte vroeger bij het Indische Kadaster. Deze merkte op, dat het geheel bij hem iets onbevredigends had nagelaten, omdat de indirecte afstand meting in Nederland nog zo weinig wordt toegepast. Spreker heeft geen Nederlandse ^rvaring en merkt het volgende op naar aan leiding van de voordracht van de heer Blink: Naar aanleiding van de opmerking over veldwerk en formulieren die gebruikt wor den, kan worden opgemerkt, dat in Indië een en ander werd aangevuld door syste matisch georiënteerde richtingen mee te meten. 2. Ten aanzien van het bezwaar tegen een groot aantal punten, merkt spreker op, dat dit een kwestie van doelmatig meten is. Men moet niet alle hoeken van huizen meten, maar alleen de knikpunten van de rooilijnen. Alleen rechte lijnen met eind punten opmeten en punten die er dicht bij liggen aan deze lijn vastméten. Bij deze wijze van meten heeft men in nieuwe wijken weinig punten op te nemen. 3. In 1936 besliste de leiding van het Ka daster in Indië reeds tot het uitsluitend aankopen van optische afstandme'ters. Spreker is het eens met de genoemde voor- en nadelen, maar niet met de waar- debeoordeling daarvan. In nieuwe wijken werden de polygonen vaak over de ach tererven gelegd van dak van garage tot dak van garage. Door deze hoge opstel lingen kon veel in een keer worden op genomen. Ook in Curasao, Batavia en Soerabaja wordt met indirecte afstand meting gemeten. Is dit moeilijk werk? Als een inlandse opnemer met weinig oplei ding het kan is dit toch niet het geval? 4. Als niet te veel punten worden opgeno men is ook het herstel van oude punten niet zo moeilijk. Ook het verzekeren van de grenzen met veel punten voorkomt latere uitzettingsmoeilijkheden. Het enig

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 33