346
nodige is, dat men ervaring krijgt en deze
ervaring laat gebruiken.
Prof. Kruidhof:
Waarom is hier zo weinig indirecte af
standmeting? Omdat men de mogelijkhe
den niet kent. Indien men deze wel kent
is er een stimulans om het toe te passen.
Zie maar naar de K.N.H.M. De land
bouwhogeschool meet daarvoor vaak in
vrijwillige ruilverkavelingen. Ook met in
directe afstandmeting. Men kent het
daardoor mede en past het zelf ook toe.
Ons land is vlak, waardoor de noodzaak
voor tachymetrie minder aanwezig is. In
Zwitserland past men het ook in vlak land
toe en met voordeel.
Het kadaster heeft als grootste metende
instelling veel invloed op de meetmethoden
Er is een grote achterstand in de bijhou
ding. De Tweede Kamerleden vallen hier
over. Zonder aan hun oordeel te kort te
doen kan gesteld worden, dat ze op dit
alles niet zo n heldere blik hebben als de
landmeters. De bijhouding is nodig, maar
het is lapwerk. Uitstel van hermeting is het
paard achter de wagen spannen. Als meer
hermeting met dubbelbeeldtachymetrie zou
plaats vinden, zou dit van invloed zijn
op alle andere meetwerkzaamheden. De
hoofdreden van het weinige gebruik van
de tachymetrie is de onbekendheid er mee
en de onmogelijkheid om bekendheid op
tc doen.
De heer Blink heeft aan de opmerkingen van
Prof. Kruidhof over de hermeting niets toe te
voegen. Ten aanzien van het aantal op te
nemen punten meent hij, dat dit een gegeven
is, waaraan men is gebonden door de terrein
situatie.
Prof. Witt heeft een drietal vragen en opmer
kingen:
1. Aan Ir. Van Wely. Zijn de door deze ge
noemde constanten bepaald uit een groot
aantal waarnemingen van verschillende
mensen. Zijn er grote persoonlijke afwij
kingen?
2. Aan Ir. Van Gijsen: Heeft u ook ervaring
met de D.K.R.V.?
3. Aan Ir. Jonkers: Spreker heeft gemist dat
bij de door deze geschetste ontwikkeling
vooral teamwork nodig is. Ook bij de re
gistratie van tachymetrische waarnemin
gen op ponskaarten wordt samengewerkt
tussen het Laboratorium voor Geodesie in
Delft, een geodeet van de I.B.M. en een
geodeet van de K.N.H.M. We kunnen dit
niet meer alleen. Er is samenwerking nodig
tussen de wetenschappelijke instellingen
en de uitvoerende diensten.
Antwoord Ir. Van Wely: Een persoonlijke
fout speelt in de dubbelbeeld-tachymetrie
geen rol meer. Voor de researchman lijkt
dit onwaarschijnlijk. Dezelfde mening is
echter door verschillende mensen her
haald en de geconstateerde afwijkingen
waren toevallig en niet persoonlijk. Als
twee waarnemers dezelfde waarneming
doen mogen ze alleen het oculair verstel
len. De optiek moet constant blijven. Uit
10 jaar waarnemingen valt af te leiden
dat er geen persoonlijke fout is.
Antwoord Ir. Van Gijsen: Met de D.K.R.V.
is een jaar gewerkt, maar hij blijft nu in
de kast staan. Het is principieel onjuist,
dat men tijdens de aflezing aan het instru
ment komt. Eerst moet de draad op de
wig in de baak worden ingesteld, dan de
horizontale fijnbeweging op 0 en weer in
strument op wig. Het instrument is verder
erg gevoelig voor ondulatie. Het is ideaal
voor druilerig weer en in het laborato
rium.
Antwoord Ir. Jonkers dankt Prof. Witt voor
zijn aanvulling. De praktijk moet samen
werken met de laboratoria te Delft en
Wageningen.
Prof. Kruidhof merkt nog op, dat de ene
waarnemer wel eens iets anders op de draad
afleest dan de andere. Dit is echter schijnbaar
een toevallige fout.
De heer Meiners Ing. vraagt waarom de
boussole tranche montagne niet genoemd is.
In Indië werd deze veel gebruikt.
Prof. Kruidhof: De magnetische noordrich
ting vertoont aan de evenaar weinig schom
meling. Hier is deze schommeling echter bij
zonder groot. De boussole heeft daardoor
hier weinig kans. Bovendien zijn hier veel
aansluitingspunten en weinig oerwoud.
De heer Rietveldt uit tenslotte de wens dat
de discussie tussen de heren De Jong en Blink
aanleiding mag zijn tot een artikel in Geodesia,
waarbij we ons qaarne aansluiten.
M. L.V.