320 driehoek op de oever en één rechthoekszijde van de driehoek die over de rivier is gespan nen, kan de breedte van de rivier berekend worden. Een andere methode was het gebruik van een verticale verdeelde baak. Met het diopter werden de richtingen naar de beide oevers op de baak vastgelegd. Dan werd alles verplaatst, en de situatie op het droge ge reconstrueerd, zodat aldaar de rivierbreedte direct kon worden gemeten. Principieel is in deze werkwijzen de indirecte afstandmeting reeds verborgen aanwezig. Een moeilijk te meten afstand wordt afgeleid uit gemakkelijk te meten afstanden en hoeken. De Tacheometer Toen de kijkervizieren in gebruik kwamen ontwikkelde zich een nieuwe methode. De Engelsman Cascoigne bouwde in 1639 in een astronomische kijker een diafragma van metalen draden die op een bepaalde afstand uit elkaar lagen. Een der beide draden was met een micrometer verplaatsbaar. In feite dus een hoekmeetinrichting. Er wordt gezegd dat hij hiermede o.a. terrestrische lengtemeting verrichtte, hoe echter wordt niet duidelijk. In Italië brengt Montanari in 1674 in het beeldvlak van het objectief van een kijker als diafragma een aantal haren aan. De afbeel ding van een baak van constante lengte wordt op dit lijnenstelsel afgelezen. Dit levert vol doende gegevens om de afstand: baak'kijker af te leiden. James Watt deed in 1771 een opname volgens de poolcoördinatenmethode van de Talbert and Crinan Canals. Hij gebruikte daartoe een theodoliet waarin twee vaste afstandsdraden waren aangebracht en een verticale verdeelde baak. Hier wordt dus voor het eerst een zelf- leesbaak gebruikt. In 1778 schreef William Green een boek over landmeetkunde. Description and use of an improved reflecting and refracting Telescope and scales for surveying"Hierin gaf hij een beschrijving van een door hem geconstrueerd instrument, dat geheel overeenkwam met het door James Watt gebruikte, met dit verschil dat een baak gebruikt werd, waarlangs een van twee richtmerken was te verschuiven. Eén draad werd gericht op het vaste merk. Het tweede merk werd ingericht. Daarna werd de afstand tussen de merken gemeten. Ook hier zijn weer voldoende gegevens aanwezig voor het bepalen van de onbekende afstand: baak kijker. Hij ontwikkelde de theoretische grondslag en liet zien hoe de constante parallactische hoek werd verkregen en daarmede dus de verme- nigvuldigconstante. Over de poolcoördinatenmethode met indi recte afstandmeting schrijft Green: ,,Deze methode is zeer natuurlijk en eenvoudig en zal spoedig in de praktijk algemeen gebruikt wor den en dan steeds meer worden vervolmaakt." Dat was 1778. Reichenbach Deze vervolmaking begon toen de Münchener instrumentenbouwer Reichenbach in 1810 nauwkeurige instrumenten ging maken vol gens het hiervoor besproken principe, gecom bineerd met zelfleesbaken. Vaak wordt Rei chenbach als de uitvinder van de draden- afstandmeter beschouwd, maar het is waar schijnlijk dat hij gedurende zijn verblijf in Engeland omstreeks 1800 kennis heeft ge nomen van het boek van Green. De grote ver dienste van Reichenbach is dat met hem het praktische gebruik in feite begint. Porro p *=p»y=A.y L Ay»B> hg. 1 Uit fig. 1 blijkt dat de afstand van baak tot standplaats uit twee delen bestaat. Men moet steeds rekening houden met de optelconstan- tes. Toen dan ook Porro in 1823 een zoge naamde centraliserende lens aanbracht, waar door het anallactische punt in de verticale as van de theodoliet kwam te liggen, werd het gebruik van de tachymetrie eenvoudiger en dus sneller en werd zij haar naam, „de snel- meetkunst" inderdaad waardig. Met het in die tijd ter beschikking staande in strumentarium werd in de praktijk een nauw keurigheid bereikt van 2,5.10-3, (25 cm/100 m). Indien grotere nauwkeurigheid was vereist, werden meerdere waarnemingen gedaan, bijv. vijf. Men kwam dan tot een nauwkeurigheid van 1.10""», (10 cm/100 m).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 8