5Z>e Sly rivier our nee
1)
357
door Ir. C. Roggeveen, oud-Hoofd van het Kadaster
in Nederlands Nieuw-Guinea
Op 12 juli met het vallen van de avond kwam
de „Jonmac' binnen. In het donker liepen we
op de steiger mr. Senior mis. In het hotel ver
namen we van hem, dat hij zelf mee zou varen.
Aangezien het oog van de meester het paard
vet maakt, juichten we dat ten zeerste toe.
Bovendien bleek onze gezagvoerder een zeer
onderhoudend en actief iemand te zijn, die er
steeds op bedacht was het zijn gasten naar
de zin te maken. Voorts ontpopte hij zich als
een uitstekende tolk, omdat hij niet alleen de
Kiwaitaal, de streektaal rond Daru, maar ook
het zg. „motopolice", de voertaal op Austra-
lisch-Nieuw-Guinea, beheerste.
Voorts had mr. Senior voor deze reis een
schipper aangemonsterd genaamd Djagara.
Deze stond namelijk bekend als een kenner
van de Flyrivier. Verdere bemanningsleden
waren de kwartiermeester Besaj en de moto-
rist Allan. Alles bij elkaar zouden er dus
10 koppen aan boord zijn.
We waren natuurlijk benieuwd naar de reden
van het uitstel.
Mr. Senior toonde ons het telegram, waarin
het charter was bevestigd. Dit gaf aan als
datum van binnenkomst te Daru 12 juli.
Ergens was kennelijk een tiental ingeslopen.
Het was 1 0 voor mr. Senior, de man van het
vrije bedrijf, toen hij opmerkte, dat je ambte
naren eigenlijk niet eens een telegram kon
laten verzenden.
Als reactie hierop zou mr. Dent steeds blijven
volhouden, dat de Jonmac, een schip van het
vrije bedrijf, bij lange na niet kon halen bij
de schepen van het Gouvernement. Hij ging
alleen maar mee omdat er toevallig geen goed
schip beschikbaar was.
In feite evenwel was de Jonmac een uitstekend
schip en bovendien geknipt voor ons doel. Zij
was gebouwd van solide Australisch hout,
lang 15 m, breed 4 m en met een diepgang van
IJ m. De motor, een Lister dieselmotor van
36 pk, onderhouden als een horloge, was zeer
zuinig in het gebruik. Hierdoor konden wij
met een surplus van 8 drums dieselolie ervan
verzekerd zijn, de reis vice versa (1750 km)
te kunnen maken.
Er was een achterruim, waarin we onze
20 zakken cement en de gehele tourneeuitrus
ting kwijt konden. Verder was dit ruim geheel
gevuld met proviand en kisten kramerijen, de
„slabkist", bestemd voor ruilhandel met de be
volking. Boven het luik van dit ruim en over
het verdere achterdek was een nieuwe zonne
tent gespannen, waardoor er een behoorlijke
slaap- en verblijfsruimte ontstond. Er was een
kleine aluminium dinghy (bijboot) en een
grotere houten dinghy, beide met 10 pk John
son buitenboordmotor.
Van het achterdek moest men een trapje af
naar het stuurhuis. Dit vulde de gehele mid
scheeps tussen de gangboorden. Onder de
vloer was de motorkamer. Het stuurhuis be
vatte ook de radiozend- en ontvanginstallatie,
de kaartentafel, de watertanks, de kombuis,
de dagelijkse voorraad proviand, het gereed
schap, de accubatterij, een kooi en wat berg-
kasten.
Naar voren, wederom een stap naar beneden,
kwam men in het vooronder. Aan iedere zijde
bevonden zich 2 kooien boven elkaar; als
matras fungeerde een strak gespannen zeil
doek. En verder, niet te geloven, een rek met
allerlei geweren. Niet alleen een paar zoals
het onze dat we zo hardnekkig hadden mee
gesjouwd, maar ook enkelloops en dubbel
loops jachtgeweren, Amerikaanse buksen en
zelfs een omgebouwd dienstgeweer.
Voor het vooronder, door een schot ervan ge
scheiden, was het toilet, tevens bergplaats van
oliegoed. De scheiding was overigens niet
luchtdicht, vandaar de regel, dat het alleen
overdag gebruikt mocht worden. In het donker
was er gelegenheid op het plankier, dat aan
de spiegel (achterkant) van het schip, juist
boven het wateroppervlak, was bevestigd.
Dit plankier was tevens de badkamer. Wie het
nodig vond om bij het baden over enige pri
vacy te beschikken, kon zich de moeite ge
troosten een zeil neer te laten langs de achter-
11 in geodcila nr. 10