360
Na een uurtje begon er stuifwater over het
voordek te waaien. Het bleek afkomstig te
zijn van het koelwater van de motor. Dit
werd opzij van het schip uitgespoten en nu
door de wind opgewaaid. Het horloge moest
nu een ander plekje hebben. Dit werd gevon
den op de achterzonnetent. Vanwege de pla
ten hardboard kon het daar, ook bij slinge
rend schip, niet overboord glijden.
Omdat de wind kennelijk was opgestoken,
ging ik meteen eens naar de dinghy's kijken.
De grote dinghy lag niet gemakkelijk. Hoe
wel de Jonmac, vlak voor het lapje, met een
14 km per uur door het water sneed, waren
de golven toch nog sneller. De oplopende
zeeën stuwden de dinghy voort, duwden hem
met de kop in het water en lieten hem, als ze
er onderdoor waren, met een ruk terugvallen.
Telkens kwam er daarbij wat water over, wat
alles nog ongunstiger maakte.
Djagara had met deze situatie ook geen
vrede. We kortten de vanglijn wat in. Zo
ging het wel weer, de dinghy lag nu merk
baar beter.
Nauwelijks echter was ik weer op het stuur
huis terug of er klonk alarm. We bleken de
dinghy kwijt te zijn. Hij lag reeds een 300 m
achter ons, dwarszees en zo te zien vrij diep
in het water. Wilden we boot, brandstof en
buitenboordmotor redden, dan moest er snel
ingegrepen worden.
Mr. Senior sprong aan het roer en gooide
het om. De Jonmac reageerde onmiddellijk.
Maar hoe snel zij ook draaide, we ontkwa
men daarbij niet aan een paar hevige slinge
ringen toen wij dwarszees waren. Tevens
greep de wind over de volle lengte onder de
stuurboords hardboardplaat. De sjorringslijn
brak en in een flits was het gevaarte over
boord en in de diepte verdwenen. Daarbij en
passant mijn horloge tevens overboord ve
gend.
Gelukkig, en dat was het belangrijkste, trof
fen we de bijboot nog drijvende aan. De
vanglijn, een duims manilla tros, was gebro
ken. Niet zonder moeite gelukte 't de boot
weer op sleeptouw te nemen. Nu met een
gloednieuwe dubbelgeschoren manillatros.
Met bewonderenswaardige handigheid ge
lukte het Allan om het rukkende, stampende
vaartuig weer leeg te hozen. Voorlopig wa
ren we de toestand weer meester.
Maar de zee bleef groeien. Steeds woester
kwam de ontsnapte gevangene ons achterop
stormen. Het duurde niet lang of hij begon
de spiegel te rammen. Er moest vaart gemin
derd worden. Het plankier werd gesjord en
stootkussens moesten uitgebracht worden om
de klappen op te vangen. Dit alles kon niet
verhinderen dat toch èn plankier èn spiegel èn
kop van de bijboot beschadigd werden. De
aluminium dinghy gedroeg zich beter; hij liet
de zeeën gemakkelijker onder zich doorgaan.
Daartegenover kreeg hij een lichte neiging
tot kapseizen.
Was er op dat moment ergens beschutting
geweest, dan zouden we er dankbaar gebruik
van hebben gemaakt. Voorlopig was die er
evenwel niet. Wel konden we proberen om
wat uit de stroom te komen. Inderdaad bleek
het dichter onder de wal iets handzamer te
worden. Kalm aan varend, een man aan het
lood, de anderen bij de dinghy's konden we
het gaande houden tot de plaats van bestem
ming van Price. Vandaar was het niet ver meer
naar een copraplantage, waar een goede an
kerplaats was. Vóór de duisternis inviel kon
de schade aan schip en bijboot nog worden
hersteld. Ook kon de drum dieselolie van de
dinghy leeggepompt worden in de grote tanks
van het schip, waardoor de dinghy werd ont
last.
Die dag had het ruim niet open gekund. We
hadden het zodoende moeten stellen met, ove
rigens niet onverdienstelijke, koffie en bis
cuits. Maar nu werd er iets hartigs opgediept.
Het liep uit op een maaltijd, die volgens Je-
pese, ware er ook nog ice-cream geweest, het
Papua-hotel in Port Moresby in de schaduw
zou hebben gesteld.
Mr. Dent maakte de stand 1 1 door op te
merken dat mr. Senior kennelijk de open Fly
had onderschat. Waarop deze reageerde met
de bewering dat hij graag eens bange ambte
naren had willen zien.
Hoe dan ook we waren de eerste etappe te
boven.
De Jonmac had vele wekkers aan boord. Er
liep een wekker af om kwart voor acht
's morgens voor het stand by voor Radio Port
Moresby, calling small ships. Er liep ook een
wekker af tegen de tijd dat de brandstofdag-
tank van de motor bijgevuld moest worden.
Later kwam daar onze wekker nog bij als we
de wacht gingen instellen voor de sterren.
Meerdere malen liep er ook een wekker per
ongeluk af, bij voorkeur midden in de nacht.
Tenslotte was er ook nog een wekker die ver
kondigde dat de dageraad nabij was.
Op een of andere wijze wist mr. Senior de
laatste wekker te selecteren uit de vele an
dere. Hij sprong dan zijn kooi uit, verwisselde
zijn slaapsarong voor een handdoek en ver-