361 dween naar het plankier voor het ochtend- bad. Daarna kleedde hij zich om in short, rukte aan een aantal handles en schakelaars en startte de motor. Dit laatste was wel de meest afdoende wekker voor degene die nog in het onzekere verkeerde of hij de goeie wel had gehoord. Allan en Besaj hadden inmiddels het anker spil bemand. Spoedig klonk dan het geram mel van de ingehieuwde ketting. Met de prille dageraad voeren we weer. Pas als het vol ledig dag was geworden gaf mr. Senior het roer over aan de roerganger van de wacht. De tweede dag hadden we meer beschutting van de wal omdat de koers meer naar het westen begon om te buigen. Bovendien be gonnen we de mond van de trechter te na deren. We konden het nu wel riskeren om de bijboten maar achter het schip te laten. Dit gaf ook mogelijkheden om wat in het ruim te werken. De belading was nogal inderhaast geschied. Daardoor waren o.a. kisten met proviand onder de tourneeuitrusting terecht gekomen. Voorts was de stuwage zo oneco nomisch geschied, dat er geen ruimte over bleef waar armslag was om te werken. Dus alles er nog eens uit op het achterdek en dan op de juiste manier netjes er in terug. Dit laatste zou net beginnen toen er weer alarm klonk. Achter ons zagen we de grote presenning, een zwaar opgerold tentzeil van 4 X 6 m. kalm dobberend op de baren, van ons wegglijden. Weer sprong mr. Senior aan het roer en weer draaide de Jonmac. Maar nu ging het zonder slingeren, want het was volmaakt kalm weer. Ware het anders geweest, dan waren nu de gevolgen ongetwijfeld ruïneuzer geweest dan gisteren. Textiel zinkt vrij snel. In dit geval redde de lucht die nog in de plooien zat, de situatie. Gelukkig overigens, want die tent zou moei lijk te vervangen zijn geweest. Langzamerhand begonnen we tussen de eilanden door de overwal te zien. Men rekent gewoonlijk de rivier te beginnen bij het wes telijk uiteinde van het eiland Kiwai, het hoofdeiland van het estuarium. Volgens deze maatstaf waren we nu op de Flyrivier ge arriveerd. Voorlopig begon het meer te lijken op een net van rivieren. Zonder Djagara zou het een hele opgave zijn geweest om uit te vinden welke van de vele vaarwaters van dit doolhof gekozen moesten worden. Alle zagen ze er breed en diep uit en waarschijn lijk voerden ook meerdere naar het doel. Maar het bleek toch wel, dat er een aantal kritieke punten moest worden gepasseerd. Dan kwam het lood er aan te pas. Gunstig was hierbij dat we, zeldzaam verschijnsel, de gehele dag het tij mee hadden. Zouden we onverhoopt vastlopen, dan mochten we er op rekenen, door het opkomende water weer vlot te worden getild. Dank zij Djagara zijn we de gehele reis geen enkele maal vastgelopen. In de namiddag waren we dan op de eigen lijke rivier. De breedte bedroeg hier een 5 a 600 m. De oevers waren vrijwel ononder broken bebost. 's Avonds gingen we ten anker nabij een langs de oever gelegen eiland. Midstrooms is de rivier vrijwel altijd te diep om er gemakke lijk te ankeren. Maar er is een groter bezwaar. Terwijl drijvende boomstammen langs de kant aarzelend hun weg vervolgen, soms door tegenstroom hele stukken terugdrijven of ook wel in de kant blijven haken en dan zich opeen gaan hopen is dat in de hoofd stroom anders. Als een stormram komt daar iedere boomstam afzakken. Men wordt dan wakker door een geruk aan de ankerketting, gevolgd door een paar bon ken die het gehele schip doen dreunen. De kans is geenszins uitgesloten dat daarna de schroef beschadigd blijkt te zijn. Ankeren buiten de stroom is derhalve vrijwel dringend geboden. Op de derde dag ontmoetten we de eerste krokodil. Hoet, onze jager, opnemer, brood bakker, specialist in Indische gerechten en buitenboordmotoren, had hem al van tevoren in de kijker. Hij lag op een modderstrandje te zonnebaden, een knaap van bijna 4 m lang. Direct werd de motor op langzaam gezet om zo min mogelijk lawaai te maken. Mr. Senior verscheen aan de reling met het Lee Enfield geweer. Voorzichtig ging het nu op de prooi af. De krokodil verroerde zich niet. Lang zaam naderden we de afstand van redelijke trefkans. Mr. Senior vuurde vanaf ongeveer 50 m af stand, juist toen de krokodil zich, sneller dan men zou verwachten van zo'n log gevaarte, naar het veilige water begaf. Het projectiel, dat hem ongetwijfeld moet hebben geraakt, scheen hem niet merkbaar te hinderen. Bin nen enkele ogenblikken was hij onder water verdwenen. 's Avonds gingen we tijdig ten anker, ten einde nog bij daglicht een drum brandstof over te kunnen pompen. Dit gaf Hoet, Jepese en Lie gelegenheid om

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1963 | | pagina 7