A 40 Bereken de vereffende hoogten van P en Q. Als gegeven is dat de standaardafwijking van 1 km waterpassing 5 mm bedraagt, wordt gevraagd de standaardafwijking te berekenen van de vereffende hoogten P en Q en die van het vereffende hoogte verschil tussen P en Q. P o Q 3. Van de grootheden pi, p<>, ps heeft men de waarnemingsgreep p1( p>>, p3. Voor de midwaarden van de grootheden geldt: PlP2P3 C. Hierin is C een constante. Geef een her leide voorwaardevergelijking die bij de vereffening kan worden gebruikt. Gegeven is de betrekking: a b X -j- Y Van de grootheden a en b zijn een aantal waarnemingen beschikbaar. De waar nemingen van a kunnen als afwijkingsloos worden beschouwd. Geef de vorm van de correctievergelijkingen waarmee door mid del van een vereffening de onbekenden X en Y kunnen worden bepaald. Landmeetkunde II Tijd: 2-J uur 1. a. Waartoe dient het openingsdia fragma, en waar bevindt zich dit bij een astronomische kijker? b. Waartoe dient het gezichtsvelddia fragma en waar bevindt zich dit bij een richtkijker? 2. a. Aan welke eisen moet worden vol daan bij de scherpstelling van een schaalmicroscoop? b. Hoe bereikt u achtereenvolgens, dat aan deze eisen wordt voldaan? 3. Waartoe dient het doorslaan van de kijker bij de moderne hoekmeetinstru- menten zonder verticale rand? (Bijv. DKM 2, Wild T2.) 4. a. Teken op schematische wijze de as- constructie van een theodoliet met repetitie-inrichting en geef aan hoe u met dit instrument volgens de repe titiemethode hoeken meet. b. Waartoe dient deze methode? 5. Beschrijf de regeling van het alhidade- niveau van een theodoliet. 6. Verklaar in het kort het refractiever- verschijnsel in zijn met tijd en hoogte wis selende vormen en geef aan welke conse quentie dit heeft bij: a. het waterpassen: b. de trigonometrische hoogtemeting. 7. Hoe bepaalt u in een doorgaande water passing de hoogte van een ongeveer 3.75 m boven maaiveld of wegdek ge legen punt (zoals bv. de onderkant van een viaduct, ten einde de doorrijhoogte te berekenen)? De waterpasbaak is 3 m lang. 8. Gegeven instrumentarium: Kern-theodoliet met verticale rand en horizontale afstandsdraden, een water pasinstrument met kipschroef en horizon tale rand, eveneens voorzien van af standsdraden, twee 3 m lange waterpas baken, 12 jalons, 30 m rouleau en pennen. Opgave: het vervaardigen van een hoogtelijnenkaart van een duinterrein van ongeveer 1 ha. Gevraagd: a. Welk instrument en meetgereedschap kiest u? b. Geef in het kort aan hoe u te werk gaat. c. Indien u niet gebonden was aan het gegeven instrumentarium, aan welke uitrusting zou u dan de voorkeur geven? N.B. Er bevindt zich in de onmiddellijke omgeving een hoogtemerk. 9. a. Welke is de grondgedachte bij de automatisering van de hedendaagse waterpasinstrumenten? b. Geef enige principiële mogelijkheden schematisch aan. 10. \\?at is het verschil tussen de gewone en de Schmalcalder-boussole? Analytische meetkunde en determinanten Tijd: 3 uur 1Gegeven zijn de cirkel x2 -f- y- a2 en de hyperbool x2 y2 a2. a. Bepaal de verzameling van de punten

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1964 | | pagina 8