63 een andere de hem toegewezen kandidaat meer aan zijn lot overliet. Deze ongelijke opleiding was niet billijk tegenover de kandidaten en kostte in totaal ook veel diensttijd. Toen lang zamerhand de noodzakelijkheid bleek om veel kandidaten tegelijk op te leiden, ten einde in het steeds groter wordend tekort aan teke naars te kunnen voorzien, besloot het Hoofd bestuur van het Kadaster de opleiding centraal te doen geschieden. Deze beschouwing over hetgeen vooraf ging aan de centrale opleiding toont slechts één zijde, de meer ambtelijke, van de medaille. Daarom volgen thans nog enkele mededelin gen uit de tijd vóór 1939. Mededelingen, waar uit men kan zien hoe somtijds de persoonlijke menselijke belangstelling van kadasterambte naren voor het probleem „verbetering", in de ruimste zin, kan leiden tot intensieve extra arbeid, die soms jarenlang werd volgehouden om een bepaald aspect van dat algemene pro bleem dichter bij de oplossing te brengen. Wanneer men in aanmerking neemt dat reeds vóór het begin van de eerste wereldoorlog (1914) een zekere bedrijvigheid heerste in het corps tekenaars om verbetering van hun positie te verkrijgen, dan is het verklaarbaar dat de belangstelling voor deze actie nog aanmerke lijk toenam, toen in 1918 aan het einde van de eerste wereldoorlog de beslissing viel, dat de opleiding van landmeters aan de Land bouwhogeschool te Wageningen zou worden ingericht. Zoals bekend werd later deze op leiding naar de T.H. te Delft verplaatst en om gevormd tot een volledige studie voor geode tisch ingenieur. In het corps tekenaars waren er velen die tot het inzicht kwamen dat hun streven naar positieverbetering alleen kans op succes kon hebben, wanneer er méér gepres teerd werd. De daartoe te verwerven kundig heden zouden binnen ieders bereik gebracht moeten worden. Dit was de richting waarin men het zoeken ging! Het bestuur van de Ver eniging van Tekenaars van het Kadaster stelde zich voor de bekwaamheid van de leden op wiskundig, juridisch en kadastraal-technisch gebied op te voeren door het organiseren van schriftelijke cursussen. Een grote moeilijkheid bestond hierin, dat men daarvoor bekwame deskundige leiding nodig had. Het speuren van genoemd bestuur naar een docent voor de cursus „landmeetkundige berekeningen" werd beloond. De heer Ir. F. Harkink, thans hoofd van het C.T.O., destijds landmeter van het Kadaster te Rotterdam, verklaarde zich bereid de cursus voor landmeetkundige berekeningen in te richten en te leiden, mits er gewerkt zou worden. Deze schriftelijke cursus werd een groot succes, dank zij de uitmuntende leiding, de medewerking van de deelnemers en niet in de laatste plaats dank zij de administra tieve bijstand en hulp bij het corrigeren door de heer J. W. Hoddenbach, destijds tekenaar van het Kadaster, later leraar aan het C.T.O., die met haast niet te overtreffen en nimmer af latende accuratesse daarbij te werk ging. Het welslagen van deze cursus heeft invloed ge had op de vaststelling van de studiestof aan de gecentraliseerde opleiding. Ware niet door het welslagen van deze cursus duidelijk de lijn getrokken die men kon vervolgen voor het scheppen van een betere opleiding van teke naars, dan zou deze opleiding thans wellicht minder doeltreffend zijn, misschien zelfs zou het besluit tot een centrale opleiding in het geheel niet of veel later zijn gevallen. Waar schijnlijk zou alles anders gelopen zijn. De benoeming van de heer A. C. J. Hof tot leider van de Centrale opleiding was voor nie mand een verrassing. Als landmeter van het Kadaster te Amsterdam en als voorzitter van de Vereniging voor Kadaster en Landmeet kunde was zijn naam populair onder de kadas terambtenaren in alle rangen. Daarnaast stond hij bekend als de grote voorstander van het opdragen van opmetingen te velde aan teke naars en als de eerste landmeter die, met zijn collega de heer J. Smit te Amsterdam, in op dracht van de dienstleiding de proefopleiding verzorgde van de eerste twee tekenaars die daarvoor op 16 maart 1931 in aanmerking kwamen, de heren A. Valk en J. Pieterson. Deze opleiding, het zij hier terloops vermeld, heeft er veel toe bijgedragen, dat het stelsel der metende tekenaars doorgang vond en dat later de middelbare rang bereikbaar werd. Ook had de heer Hof zeer veel ervaring in het opleiden voor het examen voor tekenaar van het Kadaster. Zijn jarenlange ondervin ding op dit gebied, de verzamelde studiestof waarover hij beschikte en zijn verdere speciale eigenschappen, maakten hem tot de van nature aangewezen leider van de centrale opleiding, wiens invloed op tal van onderdelen, de cen trale opleiding betreffend, tot 1948 zeer groot is geweest. Toen de opleiding in april 1939 startte waren daaraan verbonden: de heren A. C. Hof, landmeter van het Kadaster, als leider en leraar, F. Harkink, landmeter van het Ka daster, als leraar en verder als leraren de heren B. J. Lensen, J. H. H. Bongaerts en W. Hoddenbach, allen tekenaar van het Kadaster.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1964 | | pagina 7