97 heid van het schip, met behulp van een zak- kompas, het bijgaande stukje kaart. Het is op een schaal in de buurt van 1 100.000. Dit kaartje wees er op dat er een raking zou zijn. Later werd dat bevestigd door een meting aan een daartoe opgelaten rooksignaal. Dit signaal werd verkregen door dieselolie, uitgegoten over struiken, aan te steken. Eerst wou het niet al te best branden, zodat het hele blik maar leeggegoten werd. Toen moesten Mr. Senior en de heer Hoet, die deze operatie verzorgden, rennen voor het leven om zelf ook niet in rook op te gaan. iScjö Cc/c/ int? <t Tussen Wajérin en Angamurut meenden we een zandbank te zien. Bij Carlton eiland, aan de westelijke hoek, troffen we inderdaad enig zand aan. Het was van slechte kwaliteit, zo dat Mr. Senior en de heer Hoet de volgende dag nog eens terug gingen naar de andere zandbank. De rivier was intussen gestegen, waardoor de zandbank onder water was ge komen. Toch was de reis niet vergeefs want men ontmoette de „goeroe" (onderwijzer) van Ambodweng. Die zei voor grind te kunnen zorgen. Hoet bestelde een hoeveelheid van on geveer 10 zakken. De goeroe, David Katik, zou dit op een hoop aan de oever laten brengen. Op de terugweg zouden we het dan inladen, tegen een prijs van 10 shilling per zak. En zo is het ook gebeurd. Het Australische Astro lag op een open veldje aan het westelijke uiteinde van het dorp. We besloten hier ook het Nederlandse Astro te kiezen. Dan hoefden we niet te kappen en kon den desnoods dezelfde nacht al observeren. Bovendien waren we toch betrekkelijk dicht bij de meridiaan, zodat de interpolatie daar van tussen Astro s van minder betekenis was. De bevolking was grotendeels afwezig door dat velen werkten bij de bouw van een nieuw hospitaal in Kiunga. We kregen echter genoeg hulp om nog voor het donker opgesteld te zijn. Het instrumentenbivak hing thans, luxueus, tussen twee klapperbomen. Die nacht en de volgende ochtend was het weer: regen. In de middag gelukte het Mr. Dent toch om een zonsazimut te krijgen, waarmede een eerder opengekapte richting werd vastgelegd. Nu waren we helemaal in gespannen voor de nacht. Die nacht vertoonden zich wel enkele sterren, maar te zwak om ze te kunnen meten. Om mid dernacht begonnen we juist te overwegen om maar de wacht te gaan instellen, toen de hemel iets begon op te klaren. Dit leverde een paar sterren op. Toen trok het weer dicht. Onze hoop op een nieuwe opklaring werd echter be waarheid. En hoe! We konden aan één stuk doorgaan tot de dageraad er een eind aan maakte. We hadden goed nieuws toen we aan boord terugkwamen: 34 sterren! Het zou al zeer tegen moeten vallen als we niet met één klap de buit binnen hadden. Dezelfde morgen werd de chronograafband uitgepast. Toen uit de berekening van de door gangstijden bleek, dat er geen abuizen in het spel waren, vertrokken we naar Kiunga. Slechts de chronometers gingen mee. Al het verdere meetgerei bleef achter in het instru mentenbivak, volkomen veilig was het daar. We hoopten, misschien iets tegen beter weten in, dat men intussen in Kiunga wat zand of grind voor ons zou hebben ontdekt. Die avond passeerden we wel Alice junction, de uitmonding van de Alice-river, maar Kiunga haalden we niet. We brachten de nacht op stroom door. De volgende morgen hadden we weer een meevaller van een door gebroken bocht waardoor we Kiunga reeds om 10 uur in de morgen bereikten.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1964 | | pagina 13