A d- d-min d2min 90 getrokken om het middelste punt van de hoofdmeetlijn, zo dat geen bekend punt of punt van een meetlijn van dezelfde of hogere orde binnen de cirkel valt. De factor 3 of 6 voor het wortelteken moet worden gebruikt wanneer in nauwkeurigheids- gebied 1 respectievelijk 2-3 wordt gewerkt. In het kort kan de indeling in nauwkeurig- heidsgebieden als volgt worden gesteld. Onder gebied 1 worden begrepen de grote ste den (voornamelijk in het westen van het land) met zeer dichte bebouwing en een groot aantal percelen van hoge waarde. Gebied 2 omvat de kleinere steden en de be bouwde kommen van dorpen. Tot gebied 3 worden de meer landelijke ter reinen gerekend. Een tweetal voorbeelden moge het een en ander verduidelijken. 1. Stel dat van een meetlijn, met een lengte van 500 m, die ingericht wordt met de veld kijker en ligt in landelijk terrein, nagegaan moet worden of met enkele meting kan wor den volstaan of dat meting heen en terug nodig is. Op 350 m vanaf het middelste punt van de meetlijn ligt een veelhoekspunt, zodat de straal A van de cirkel bepaald is door de eindpunten van de meetlijn, dat wil zeggen: A 250 m 0,25 km. d4 cm 6 V Akm 0,05 dA cm)2 36 (Akm 0,05) 36 (0,25 0,05) 10,8 h (dA cm) - 5,4 l b.5 5,4 b 4,3 Volstaan kan dus worden met enkele meting. 2. Stel: 430 m; b 4; Inrichten met de veldkijker, zodat minr 0.3 X 4,3 1,3 Gevraagd: de verdichtingsafstand A (1,3)2 idA2-> 1,7 hdA2 i X 4 X 4,3 l dA2 -> 4,3 A dA2 Nagegaan behoeft alleen de laatste voorwaar de te worden, immers is h d A2 4,3 dan is 2" dA~ zeker groter dan 1,7. Nu is: dA - - 6 VA 0,05 dA2 36 (A 0,05) =36,4 1,8 K+ 18 A 0,9 zodat: 4.3 A 18 A0,9 3.4 A 18 A A 0,189 A mag dus niet kleiner zijn dan 189 m. Dit betekent dat de meetlijn op de aangenomen voorwaarden mag worden gekozen, maar dat een bekend punt of een andere meetlijn van dezelfde of hogere orde 189 m of meer van het middelste punt verwijderd moet blijven. Verkenning van het meetlijnennet Wanneer de hoofdmeetlijnen op bovenaange- duide manier zijn verkend, kan worden over gegaan tot de verkenning van de meetlijnen zelf. Wat betreft de orthogonale methode kan wor den opgemerkt dat de verkenning van de meetlijnen met behulp van dezelfde formules geschiedt als de verkenning van de hoofd meetlijnen. De toelaatbare lengte van de loodlijnen va rieert echter en kan worden afgeleid uit de volgende formules: r A 23 A d(.m 0,4voor gebied 1 r A 23 A dKm 1,2) voor gebied 2-3 waarbij geldt: voor gebied 1A d 2 cm voor gebied 2-3: A d 3 cm waarin: Wat stellen d en d voor? Wanneer een be paalde terreinscheiding moet worden opge meten, zal daarvoor een bepaald model wor den gekozen, dat wil zeggen een zekere be nadering van het werkelijke verloop. Zo zal een slootkant, of het midden van een sloot, over min of meer grote afstanden als recht worden beschouwd waar het verloop in wer kelijkheid knikjes en bochtjes vertoont. Bij de aanmeting van een hek, heg en derge lijke gebeurt meestal hetzelfde, De standaard afwijking als gevolg van deze idealisatie van een terreinpunt wordt voorgesteld door d. In de H.T.W. wordt, als richtlijn, gesteld dat voor de orde van grootte voor d in de vol gende gevallen kan worden aangehouden. grenssteen muur hek heg sloot d =0,5 cm 1 2 cm 25 cm 5—10 cm 10—25 cm d is de standaardafwijking tengevolge van de speling van een terreinscheiding in de loop van de tijd. Gedacht wordt hierbij aan wijzi ging in de plaats van de scheiding als gevolg van onderhoud en dergelijke en/of geringe

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1964 | | pagina 6