112 vanouds geregen zaten, verdwenen was, bleef men nog behept met een zekere ruimte vrees. Deze vrees voor afstand is wel te verklaren als we bedenken, welke vervoermiddelen de mensen in die tijd ten dienste stonden, ter wijl een zekere zuinigheid aan deze vrees ook niet vreemd geweest zal zijn. Immers, stadsuitleg is duur en de investeringen in de industrieën vergden veel kapitaal, terwijl men toen nog van mening was, dat geld maar één keer uitgegeven kan worden. Het gevolg van deze „ruimtevrees'' is ge weest, dat de steden propvol gebouwd wer den. Vele binnenterreinen werden in die tijd volgebouwd met huizen, die dan bovendien nog vaak van slechte kwaliteit waren. Hier door werden de woontoestanden eerder slechter dan beter, hoewel toch naar ons idee door de industrialisatie de welvaart, en daar mee de woonnorm had moeten stijgen. Aan het einde van de negentiende eeuw be gon het inzicht veld te winnen, dat er aan deze ongezonde bouwpraktijken een eind moest komen, vooral omdat gebleken was dat slechte huisvesting een gevaar was voor de volksgezondheid. Uit dit inzicht is in 1901 de Woningwet ge boren, welke een aantal voorschriften geeft om te komen tot het bouwen van goede en het verbeteren van slechte woningen. Deze Woningwet is sedertdien verscheidene malen uitgebreid. Zo zijn er in 1931 een aantal artikelen toe gevoegd over rooilijnen, uitbreidingsplannen en streekplannen, waarmede de grondslag werd gelegd voor de planologie. Ons land is nu als het ware geheel met plan nen bedekt: nationaal plan, streekplan en uitbreidingsplan. Alleen de binnensteden werden tot nog toe vrijwel ongemoeid gelaten door de planolo gie. In de laatste jaren is men gaan inzien dat er ook voor de stadskernen een plan moet komen, omdat er in de naaste toekomst in deze oude stadsgedeelten veel zal moeten veranderen. In de eerste plaats zal er de nodige ruimte gemaakt moeten worden voor het toene mende autoverkeer, daar het voor het ver vullen van de centrumfuncties, die de bin nenstad van nature zijn toebedeeld, van het grootste belang is, dat zij toegankelijk blijft voor dit verkeer. Anders dreigt het gevaar, dat zij deze functies verliest, zodat bijvoor beeld haar functie van koopcentrum wordt overgenomen door winkelcentra in de nieuwe stadswijken. In de tweede plaats vinden we in de oude binnenstad veel krotten die moeten worden opgeruimd. Wat het bouwen van goede woningen be treft heeft de Woningwet wel aan haar doel beantwoord, maar van de beoogde woning verbetering is niet veel terecht gekomen. In de derde plaats moet er ruimte gemaakt worden in verband met een zekere schaal vergroting, als de stadskern het centrum is van een zich steeds uitbreidende periferie. Vele overheidsorganen en andere instellin gen die met de stad meegroeien, zullen uit moeten zien naar een ruimer gebouw, waar bij zij vaak moeilijk hun plaats in het centrum zullen kunnen opgeven. We zullen nu aan de hand van het sane ringsplan laten zien, welke maatregelen men in Dordrecht denkt te treffen om het de bin nenstad mogelijk te maken zich als stads centrum te handhaven. Verder zullen we dan nagaan, hoe aan zo'n stedebouwkundig plan een wettelijke basis gegeven kan worden en tenslotte de werk zaamheden noemen, die door de landmeet kundige afdeling in verband met de sanering zijn en worden verricht. Het stedebouwkundige plan Dordrecht, stad aan de rivier, heeft zich door haar ligging alleen in zuidelijke en oos telijke richting kunnen uitbreiden. Het is ook slechts van deze zijden, dat de oude stad voor het wegverkeer toegankelijk is. Deze beperkte benaderingsmogelijkheid voor het autoverkeer, dat in deze tijd zo snel toe neemt en zo'n grote rol speelt, is een groot nadeel en dit temeer omdat de binnenstad zelf ook niet op het moderne verkeer is inge steld. Vooral het noordelijk langs de rivier gelegen gedeelte is om deze reden buiten het stads gewoel komen te liggen en roept associaties op aan een dode stad. Zo'n veertig jaar geleden zorgde hier onder andere het streekvervoer, dat toen in dit rivierengebied hoofdzakelijk per boot plaats vond, voor de nodige levendigheid. De busdiensten, die dit streekvervoer in de loop der tijd overnamen, hebben hun eind punt aan de zuidelijke rand van de binnen stad, omdat het huidige stratenstramien niet toelaat, dat zij er verder in komen. Om in deze ongunstige situatie verandering

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1964 | | pagina 4