142
die aan de van de weg afgekeerde zijde niet mag
worden overschreden.
2. Bij afzonderlijk besluit van de gemeenteraad kunnen
ook bijzondere voorschriften worden vastgesteld ter
bepaling van voorgevel- en achtergevelrooilijn voor
woningen en andere gebouwen aan toekomstige
wegen.
ARTIKEL 10
1. De ontwerpen van besluiten tot vaststelling van
voorschriften bedoeld in art. 2, tweede lid, liggen
gedurende tenminste dertig dagen voor de vast
stelling ter gemeente-secretarie voor een ieder ter
inzage.
Bij de ontwerpen zijn uitvoerige kaarten gevoegd.
2. Van de nederlegging geeft het hoofd van het ge
meentebestuur in een of meer dagbladen onverwijld
kennis.
Bovendien geeft het hoofd van het gemeentebestuur
van de nederlegging schriftelijk kennis aan de eige
naren van de bij die voorschriften betrokken eigen
dommen, ingeschreven in de kadastrale leggers en
aan de hypotheekhouders.
4. Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van
bestuur voorschriften te geven met betrekking tot de
kaarten, bedoeld in het eerste lid.
Deze voorschriften zijn gegeven in art. 10 van
het Woningbesluit.
WONINGBESLUIT. ARTIKEL 10
a. de kaarten worden vervaardigd op een schaal van
tenminste 1 op 1250;
b. op de kaarten worden de voorgevel- onderscheiden
lijk de achtergevelrooilijnen met duidelijke lijnen
aangegeven;
c. op de kaarten worden aangegeven de toekomstige
begrenzingen van wegen en de bestaande woningen
en andere gebouwen en de kadastrale grenzen, sectie
en nummers van de percelen in de naaste omgeving.
ARTIKEL 35
1. De gemeenteraad is bevoegd, in het belang van
stelselmatige bebouwing, te verbieden, dat gebou
wen worden gebouwd of herbouwd op grond, welke
ingevolge een voorafgaand raadsbesluit in de naaste
toekomst voor de aanleg van een straat, een gracht
of een plein is bestemd.
2. Bij een raadsbesluit, hetwelk een verbod tot aan
bouw of herbouw inhoudt, wordt aangegeven op
welk deel van de grond, aan één en dezelfde eige
naar toebehorende, het verbod betrekking heeft.
ARTIKEL 43
De gemeenteraad kan met betrekking tot zowel de
aard van de bebouwing als het gebruik van gronden,
in de bebouwde kom gelegen, voorschriften vast
stellen.
De raadsbesluiten, waarbij bovengemelde
voorschriften zijn vastgesteld, behoeven de
goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
Belanghebbenden, die bezwaar hebben tegen
voornoemde voorschriften, kunnen in laatste
instantie in beroep gaan bij de Kroon. De
eigenaren, wier percelen geheel of gedeelte
lijk de bestemming van straat of plein krij
gen, kunnen er groot belang bij hebben, dat
zij kennis dragen van deze ingrijpende maat
regel, waartegen zij misschien ernstig be
zwaar hebben.
Daarom worden zij, met de betrokken hypo
theekhouders per aangetekende brief van de
tervisielegging van het saneringsplan in ken
nis gesteld; uit dien hoofde zijn er in Dor
drecht 2317 aanschrijvingen verzonden.
De mogelijkheid bezwaren in te dienen staat
niet alleen open voor de aangeschrevenen,
maar voor een ieder, die zich in zijn belan
gen geschaad acht (huurders e.d.).
Er zijn in totaal 271 bezwaarschriften bin
nengekomen.
Als een perceel door een bouwverbod ge
troffen wordt, heeft dit, als de gemeente niet
tot aankoop zou willen overgaan, een waar
devermindering ten gevolge.
Daarom is in artikel 35 een bepaling opge
nomen, dat de redenen moeten worden op
gegeven waarom niet tot aankoop zal wor
den overgegaan, wanneer van één eigenaar
meer dan één derde van zijn in het plan
begrepen grond door een bouwverbod wordt
getroffen. Deze bepaling is voor ons niet zo
van belang, omdat de gemeente de door een
bouwverbod getroffen percelen en perceels
gedeelten zeker voor een billijke prijs zal
willen kopen.
Het zal echter niet altijd mogelijk zijn met
de eigenaren overeenstemming te bereiken
inzake de koopsom, terwijl er ook eigenaren
zullen zijn, die ten enenmale niet tot verkoop
willen overgaan.
Voor deze gevallen nu opent de Wet de
mogelijkheid tot onteigening.
Toen in 1901 de Woningwet tot stand
kwam, werd er tegelijkertijd aan de Onteige
ningswet een hoofdstuk toegevoegd: „Hoofd
stuk IV, over onteigening in het belang der
volkshuisvesting".
In dit hoofdstuk worden vijf gevallen opge
somd, waarin onteigening kan plaatsvinden.
13 gevallen, waarin het voor de bewoon
baarheid van bepaalde woningen
noodzakelijk is, nabijgelegen opper
vlakten te ontruimen of andere wonin
gen te verwijderen, om zodoende de
eerstgenoemde woningen de toevoer
van licht en lucht of andere noodzake
lijke vereisten te verschaffen.
4 ter verkrijging van grond, die nodig is
om uitvoering te geven aan een goed-