136
reiding", wordt daarmede afgesloten. Doch
ook bij de uitvoering moeten nog verschil
lende moeilijkheden tot oplossing worden ge
bracht, omdat zich dan dikwijls bijzondere
omstandigheden voordoen, welke bij de voor
bereiding niet konden worden voorzien; de
plannen of de wijze van uitvoering moeten
daarbij dan worden aangepast.
Keren wij nu 'terug tot de landmeetkunde en
de landmeetkundige dienst, dan constateren
we, dat in de jaren voor de eerste wereld
oorlog van georganiseerd meten weinig
sprake was. Zelfs tot de jaren van de tweede
wereldoorlog werd van de technische kracht
verwacht, dat hij de nodige kennis bezat om
opmetingen 'te verrichten, of dat nu water
passing betrof of situatiemeting welke nodig
was om zijn opdracht van nieuwe werken te
kunnen uitvoeren. Naarmate er meer tech
nische ambtenaren kwamen, veelal op
H.T.S. -niveau, hadden deze in hun opleiding
toch wel het nodige geleerd over landmeten
en waterpassen en kon de dienst zich redelijk
redden met hun activiteiten op dit gebied.
Jaren van grote veranderingen dienden zich
aan. Vooreerst in 1916, na de grote waters
noodramp in Noord-Holland, waarbij aan
zienlijke delen van de provincie door dijk
doorbraken onder water geraakten, moest
grote aandacht besteed worden aan de zee
weringen van Noord- en Zuiderzee. Gevolg
was aanzienlijke personeelsuitbreiding.
Tot de dertiger jaren bestonden daarnaast
weinig grote objecten. Eerst met de ontwik
keling van het motorverkeer in de beruchte
crisisjaren na 1930 geraakte de dienst in een
periode van verhoogde activiteiten. Het pro
vinciale wegennet beleefde haar grote groei.
Met weinig middelen moesten in enkele
jaren honderden kilometers nieuwe wegen
met bijbehorende kunstwerken aangelegd
worden en in deze periode diende de land
meetkunde zich reeds fors aan. Er moesten
zeer veel situatiekaarten ter beschikking
komen en as- en grensuitzettingen worden
verricht. Een bouwkundig ambtenaar, later
hoofdambtenaar werd met de leiding van de
opmetingen belast, en werd daarbij geassis
teerd door diverse meetploegen, gevormd uit
opzichters, met hulpkrachten van een aan
nemer betrokken. Het leek er een aantal jaren
op, dat er een „meetdienst" bestond. De meet
kundige grondslag werd gevormd door ket
tingen van driehoeken, waarvan de nodige
zijden en hoeken werden gemeten; berekening
volgde in lokale stelsels. Door het contact
met het kadaster kwam men na jaren tot het
inzicht, dat werken in het stelsel van de Rijks
driehoeksmeting bij samenwerking onont
koombaar was. Daar men deze materie niet
voldoende beheerste, werd in die jaren voor
de nieuwe objecten de volgende werkwijze
gevonden: er kwam een samenwerking met
het kadaster tot stand, waarbij de landmeter
van het kadaster zijn adviezen en aanwijzin
gen gaf. De waterstaat verrichtte alle metin
gen, behalve de hoekmetingen. Coördinaten
werden door het Kadaster berekend. Dit was
een grote stap in de goede richting. Helaas
was de toenmalige (technische) tekenkamer
op al dit nieuwe niet ingesteld, men wist niet
goed raad met bewerken van kaarten in R.D.-
stelsel en het archieveren van een en ander liet
te wensen over. Zo kon het gebeuren, dat alle
stukken op een wegtracé betrekking hebben
de in eenzelfde meetportefeuille kwamen, met
gegevens over waterpassingen, boringen,
grondverzetsberekeningen, begrotingen, tot
correspondentie toe. Indien er later iets na
gegaan moest worden, leidde dit tot eindeloos
zoeken en improviseren. In deze periode werd
ook begonnen met vervaardiging van be
heers- of revisiekaarten, deels ook weer ge
gevens ontlenende aan de metingen van
voorheen. Ook dit werk is aangevangen door
niet landmeetkundig-geschoold personeel. Dit
was zgn. stopwerk, waar elke technische
kracht aangezet kon worden in perioden van
minder werk. Op deze wijze ontstonden in de
volgende oorlogsjaren de eerste revisiekaar
ten in R.D.-stelsel om de ambtenaren bezig en
uit Duitse handen te houden. De meetkundige
grondslag hierbij gebruikt, werd door het
kadaster bepaald.
Gevaarlijk kaartwerk kon zodoende ont
staan, mooi van uiterlijk, soms knap getekend,
maar meetkundig en voor technische doel
einden minder betrouwbaar. Vrijwel al dit
meetwerk geschiedde door personeel uit de
omgeving van de werken.
Na de oorlog bleef dit patroon nog een aantal
jaren voortbestaan, maar allengs werd de be
hoefte gevoeld om de meetwerkzaamheden,
de kartografie en de waterpassing te centra
liseren en te specialiseren. Eerst in 1950 werd
hiertoe de eerste vakkracht aangetrokken,
welke na een oriëntatieperiode in 1952 de ge
legenheid kreeg, een reorganisatie door te
voeren.
Een landmeetkundige tekenkamer, met drie
jonge landmeetkundige tekenaars, werd afge
splitst en door huisvestingsgebrek onderge
bracht in het gebouw van de Kamer van
Koophandel te Haarlem.