137
Een tweetal meetploegen verrichtte het bui
tenwerk, voornamelijk gericht op revisie
meting van de wegen voor de kaart 1 500.
Aanvankelijk waren de werkzaamheden
voortgekomen uit de Afdeling Wegen, waar
de dienst administratief een onderdeel van
was en tot heden is gebleven. Evenwel kwa
men in de loop van een 10-tal jaren geleide
lijk aan de meetopdrachten van alle water
staatsobjecten naar de meetdienst toe en
groeide de dienst uit tot een instrument voor
alle afdelingen.
Vanzelfsprekend, toen bij een afdelingsreor
ganisatie de Afdeling Wegen in tweeën ge
splitst werd, n.l. in Afdeling beheer en onder
houd Wiegen en Kanalen en in Afdeling
Wegennieuwbouw, bleef de landmeetkundige
dienst administratief onder de eerste, maar
verricht de meeste werkzaamheden voor de
laatste, hetgeen tot gevolg had, dat de ver
zorging van de revisiekaart tot heden deerlijk
in het nauw is geraakt.
In 1962 betrok de provinciale waterstaat een
nieuw gebouw langs de westelijke randweg
te Overveen en verkreeg de landmeetkundige
dienst een passende huisvesting boven in dit
gebouw. Speciaal voor de tekenzaal is ge
zorgd voor een maximum aan daglicht door
vrijwel gehele beglazing van de buitengevels.
De personeelsbezetting is thans als volgt:
buitendienst binnendienst
3 techn. hoofdambtenaren 1 2
4 techn. ambtenaren 2 2
3 techn. opzichters 2 1
8 tekenaars 8
10 meetassistenten, waarvan
6 in prov. dienst 10
De dienstreizen (uitgezonderd naar Texel)
beginnen en eindigen dagelijks te Haarlem.
De meetdienst heeft de vaste beschikking
over 3 Ford Taunus-busjes, naast eventueel
een Opel-Caravan en zonodig personen
wagens, welke per reis dienen te worden be
sproken. Het minder gewenste verrichten van
metingen door uit de omgeving betrokken
personeel is hierdoor verleden tijd, waar
tegenover staat, dat jaarlijks een aanzienlijk
aantal uren tussen de wielen wordt doorge
bracht.
Wat nu de werkzaamheden zelf betreft, er
is een permanente opdracht de revisiekaarten
(topografisch kaartwerk van wegen op
schaal 1 500 en van kanalen op schaal 1
1000) te vervaardigen en bij te houden. Een
tweede permanente opdracht is het verzorgen
van het N.A.P. in de provincie, in nauwe
samenwerking met de meetdienst van de
Rijkswaterstaat te Delft. Een kaartsysteem
van ongeveer 3000 peilmerken in de provincie
voorziet in een behoefte voor eigen dienst en
derden en blijft voortdurend zijn verzorging
vereisen. In tegenstelling tot Delft, is de ver
dichting van dit merkennet niet gericht op een
regelmatige terreinsverdichting door de ge
hele provincie heen, doch op provinciale
wegen en kanalen, alsmede op alle gemalen
en sluizen, waar het Provinciaal Bestuur het
toezicht op de waterhuishouding heeft.
Elk peilmerk is door een kaart, voorzien van
een situatiefoto of tekening in dit archief on
dergebracht. Nauwkeurigheidswaterpassing
komt dan ook regelmatig op het programma
voor.
Naast deze werken wordt elke andere op
dracht apart geboekt. Dit komt neer op onge
veer een honderdtal per jaar.
De grote opdrachten zijn veelal het in kaart
brengen van gebieden, welke bij wegaanleg
betrokken zijn, meest op schaal 1 1000, later
ook 1 500. Voor vrijwel elk object wordt
samenwerking met het kadaster gevraagd.
Door de soms langdurige uitvoering van wer
ken is het daarbij wel eens moeilijk om aan-
koopgrenzen van te voren aan te geven en
gaan er wel eens jaren overheen, voordat zij
tot kadastrale grenzen kunnen worden ge
realiseerd.
Wanneer de plantekeningen voor nieuwe
wegen gereed komen, worden as-ligging en
verdere maatgeving aan de landmeetkundige
dienst ter kennis gebracht, welke tot assen
berekening en vastlegging overgaat. Dit in
tegenstelling tot vroeger, toen de technisch
ambtenaar met minder gecompliceerde plannen
de rechtstanden in het terrein, door afpassing
uit de kaart buiten wel wist te bepalen. Thans
wordt de as-uitzetting op kantoor tot een
matenplan in het R.D.-stelsel voorbereid.
Verrassingen te velde zijn dan welhaast uit
gesloten en uitzetting vanuit de meetkundige
grondslag is zo een eenvoudige zaak. Deze
benadering van de as-uitzetting met bereke
ning vooraf is noodzakelijk gebleken, omdat
in de laatste jaren de ontwerpen van de
wegen dubbelbaansgedeelten voorzien van
de nodige cirkel- en overgangsbogen ver
eisen, welke zonder meer te velde niet uit te
zetten zijn.
Deze bogenproblematiek komt naar mijn me
ning bij provinciale wegen naar verhouding
veelvuldiger voor dan bij de grote, meest
strakke rijkswegen, vooral omdat het vaak
verbeteren van bestaande wegen betreft.