172 Ook zou dan een vergelijking kunnen worden gemaakt met de resultaten van de door het Gouvernement in 1872 gelaste algemene regi stratie van landeigenaren, uitgevoerd door de Local Government Board (publikatie van 1874 1876). Een bibliografie vindt men in het beknopte en populaire werk van Walter de Gray Birch Domesday -Book (1887) en in de speciale bibliografie van de Hist. Society. Dan bevat het boek van J. H. Round, Feudal England (1895) een resumé en een fotokopie van een deel van de originele Latijnse tekst, terwijl F. N. Maitland in „Domesday-Book and beyond" (1897) de middeleeuwse survey bespreekt als een illustratie van de Engelse sociale en rechtskundige toestanden vóór de Normandische overwinning. Sedert de tijd van de Saksische koningen waren er boeren geweest en heren, eenvou dige huisjes en kastelen, maar de Saksen lie ten graag de oude gebruiken naast de nieuwe bestaan, waardoor een warnet van econo mische betrekkingen werd gevormd. De Nor- mandiërs, met hun heldere constructieve geest, voerden een strengere orde in, ge grond op het beginsel „geen grond zonder heer' Bovenaan, zowel in de economische als in de politieke hiërarchie, staat de koning. Hij is eigenaar van alle grond van het koninkrijk, en om de Normandische geest door een lo gische opbouw geheel tevreden te stellen, neemt men aan dat de koning zijn rijk van God heeft. Maar de koning houdt slechts een deel van het land voor zich zelf en geeft de rest in leen aan hoofdleenmannen en afzon derlijke ridders, in ruil voor militaire diensten en bepaalde geldelijke bijdragen De lenen zijn erfelijk volgens eerstgeboorterecht, waar door delingen worden vermeden. Zo was dus de toestand vóór de Great Survey. De juiste tijd van het onderzoek De colofon in het tweede deel van de oor spronkelijke documenten zegt: anno millesimo octogesimo sexto ab incarnatione Domini vicesimo vero regni Wilhelmi facta est ista descriptio non solum per hos tres comitatus sed etiam per alios. Mede hieruit kan men opmaken dat de Great Survey, die waarschijnlijk begonnen is in 1085, reeds in 1086 werd voltooid; niet meer dan acht maanden zou dit reuzenwerk ge duurd hebben en drie van deze acht waren wintermaanden. Historici denken echter ver schillend over het jaar van aanvang. Dat het 1086 is, toont ook W. H. Stevenson aan in een artikel in ,,The English Historical Review" deel XXII, 1907, bladzijde 72, ge titeld: A contemporary description of the Do mesday survey. Hij beschrijft daar een on uitgegeven werk: ,,Exce(r)ptio Rodberti Herefordensis Episcopi de Chronica Mari- niani", van hetwelk twee kopieën worden be waard in de Bodleian Library (één van deze is gebonden in eikenhouten band, overtrok ken met wit leer, waarin duidelijke merken van de clips, waarmee het aan de kettingen in het klooster van Malmesbury vastgelegd was geweest). Marianus Scotus (1028—1082), van wie hier sprake is, was een Ierse monnik, die stierf in Mainz. Hij is de auteur van de bekende kroniek „van de schepping tot aan zijn eigen tijd". Het bewuste stuk behandelt de Kruisiging en de Incarnatie en het is dus begrijpelijk, dat de (meeste) historici de passage over het Domesday-Book in het zevende van de 24 hoofdstukken van Bis schop Rodbertis' verhandeling over het hoofd zagen. Hij schreef in 1086 en er blijkt daar, dat de Survey in dat jaar geschiedde. Dit ondersteunt dan sterk de vermelding in de Petersborough Chronicle (één van de langst bijgehouden Angelsaksische kronieken, die als oudste geschiedenisbronnen hoog moe ten worden aangeslagen) en die in het tweede deel van het Domesday-Book, dat 1086 het jaar van de werkelijke beschrijving en niet dat van de „codification of the returns" was. Vele andere oude bronnen, b.v. de Chronicle of Mailros (1601) en de Hist. Angl. Scripture (1596), noemen ook dit jaar. Verder is nog vastgesteld dat er een „rigorous checking of the returns of the first inquisitors by others" plaatsvond en dat deze controleurs vaak wer den gezonden naar districten, waar zij totaal onbekend waren en onbekwaam m.b.t. de controle op de beschrijving door de oorspron kelijke onderzoekers, dus zeker niet de juiste personen om deze daarna aan de koning voor te stellen als schuldig aan het verstrekken van onjuiste gegevens. Bisschop Rodberti spreekt van de ingediende beschrijvingen (returns) als „description", zo als tijdgenoten de algemene beschrijving noemden. De Saxon Chronicle plaatst de Survey in 1085. Het schijnt dat de hierboven besproken kopie de laatste aanvullingen van Marianus bevat ten. Die chronologische aanvullingen eindig den dan in 1082. Een vervolg op die aanteke ningen leverde Florence of Worcester, over-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1964 | | pagina 16