Opgaven met landmeetkundige inslag -tgJ(C-A) (c-a) óf h c sin B en p c cos B. 205 Opgave 21 Deze niet uit de praktijk voortkomende, maar toch wel heel reële opgave geeft ons ongewild aanleiding wat dieper op de oplossing in te gaan. De oplossingswijze die wij ons voor gesteld hadden is door niemand ingezonden. Wellicht heeft de vraagstelling daaraan ook wel schuld. 0. ff OfS Alle inzenders hebben op een der volgende manieren in A ABC de zijde AC en de hoeken A en C berekend, uitgaande van öf b~ a2 -(- c2 2ac cos B, -t tg J (C A) (c-j-a) Van A APC zijn nu twee zijden en een hoek bekend (b, l en a). Toepassing van de sinus- regel levert ons het overgangshoekje bij P. Door op te tellen bij argument CP vinden we AP, waarna achtereenvolgens ook AB en BC te bepalen zijn. Met behulp van deze ar gumenten en de gemeten lengten berekenen we van C uitgaande de coördinaten van A. Door uit deze coördinaten en die van P argu ment AP te berekenen hebben we controle èn op de berekening in A ABC èn op die in A APC, want op een ten hoogste door af ronding veroorzaakt verschil na moet de nu berekende AP overeenkomen met AP gevon den uit AP CP -j- <5. (Hierbij is het meestal gewenst de coördinaten van A in drie deci malen te bepalen.) De inzenders echter hebben de coördinaten van A meestal berekend door van C regel recht naar A te gaan, daarbij gebruik maken de van argument en lengte van CA. Zij heb ben zich daarmee een weinig werk eisende extra controlemogelijkheid ontnomen. Een enkele inzender heeft de coördinaten van A vanuit P uitgaande berekend uit argument en afstand. Dit is in principe niet verkeerd, maar dan moet men, gezien de grote afstand PA, wel over een goniometrische tafel in min stens zeven decimalen beschikken; de kans op afwijkingen door afrondingsfouten is anders zeer groot. Hierna kunnen we onderzoeken op welk punt in A nog meer is gericht, op Q, R of S. Het argument van deze richting volgt uit AP 247,3456. Door lijninstellen, hier met de co tangens omdat deze <1 is, vinden we al spoe dig dat op het punt S is gericht. Ook kunnen we de drie argumenten AQ, AR en AS be rekenen en zo zien dat AS nagenoeg overeen komt met het uit AP afgeleide argument. Het verschil bedraagt slechts 10 dmgr. Omdat er niet gegeven is aan welke richting in A, die naar P of die naar 5, de voorkeur moet worden gegeven, zouden we de over gang van C naar A nog eens uit kunnen reke nen voor de richting naar S. Dit zou een ver schil in oriëntering voor de gemeten richtin gen in A geven van 10 dmgr, gemiddeld dus een draaiing van 5 dmgr. Op de uitkomst van de berekening van de coördinaten van A heeft deze kleine wijziging nagenoeg geen invloed. De gevraagde coördinaten van A zijn hierna X +31918,93 Y— +24151,42 Verschillende inzenders zijn, nadat zij uitge maakt hebben dat in A op 5 is gericht, volgens een der bekende methoden, de coördinaten van A als snelliuspunt gaan bepalen uit de direct gemeten richtingen naar P en S en de afgeleide richting naar C. Zij vinden dan coördinaten die een paar centimeter afwijken van de eerst berekende X 3 cm en A Y -j-3 cm). Indien zij de (snellius) coördinaten aanhouden, dienen zij wel te be seffen dat zij daarmee de gemeten lengten verwaarlozen, hetgeen gezien de korte af-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1964 | | pagina 17