Het zou voor de opleiders stimulerend werken
wanneer dit geheel van activiteiten door de
topleiding van de landmeetkundige- en tech
nische diensten, op duidelijker wijze dan thans
vaak geschiedt, als een deeltaak zou worden
gewaardeerd. Dit zou voorkomen dat men uit
utiliteitsoverwegingen deze opleidingstaak
gaat achterstellen bij de produktie van me
tingsstukken, in drukke perioden.
In het praktijkjaar moest als uitvloeisel van
de onderwijssituatie in het algemeen veel ge
duld en begrip door de opleiders worden op
gebracht. Men ondervond dat er vlugge en
trage leerlingen waren, vergevorderde en be
ginnelingen zonder voorpraktijk. Slechts in
enkele gevallen moest een leerling wegens on
voldoende praktische vorderingen het prak
tijkjaar doubleren of werd een leerling ver
wijderd wegens onvoldoende aanleg of onvol
doende verslaggeving.
Door de gezamenlijke correctieleraren van de
afdeling landmeetkunde zijn in deze periode
ongeveer 6000 praktijkverslagen beoordeeld.
Het in 1964 als proef ingevoerde nieuwe be
oordelingsformulier voor landmeetkundige
praktikanten noopt de opleiders zich scherp
rekenschap te geven van de verschillende be
oordelingscriteria door hierbij een punten
waardering te vragen.
Plaatsing afgestudeerden
Tot en met 1963 zijn 177 leerlingen afgestu
deerd (ongeveer 25 per jaar), waarvan 2 cum
laude.
Volgens de adreslijst van afgestudeerden
hebben deze de navolgende bestemming ge
vonden:
Kadaster (Nederland) 28
Kadaster (Antillen) 2
Gemeentelijke diensten 14
Provinciale waterstaat 3
Topografische dienst 1
Wageningen Lab. geodesie 1
totaal bij Overheidsinstellingen 49
Aardoliemaatschappijen 5
Cultuurtechnische maatschappijen 7
Particuliere bedrijven 1
Diversen 11
totaal bij particuliere instellingen 24
Militaire dienst 14
Delft, geodetisch student 5
Onbekend 8
totaal 100
Van de afgestudeerden hebben ongeveer
10 een tijdelijke of definitieve werkkring in
het buitenland (buiten Nederland, Suriname
en de Nederlandse Antillen) gevonden, o.a. in
Frankrijk, Zwitserland, diverse Afrikaanse
landen, Canada en U.S.A.
Oordeel werkgevers
Legt men het oor te luisteren bij de werk
gevers dan verneemt men bij velen dat de
brede belangstelling en de mentale vorming
van de landmeetkundige h.t.s.-ers als een
pluspunt boven hun vakkennis wordt be
schouwd.
Anderen zeggen „men kan hen direct aan
verantwoordelijk werk zetten", of ,,ze begrij
pen de taal en de opdrachten van de geode
tisch ingenieur".
Sommige diensten trekken in de toekomst al
leen h.t.s.-ers aan, omdat zij praktisch-kada-
straal gevormd zijn en gemakkelijk in het
rangenstelsel kunnen worden ingepast. De
onlangs verschenen beroepenalmanak van
Elsevier noemt de H.T.S.-opleiding dan ook
voor de toekomst de meest geëigende op
leiding voor de landmeetkundige middelbare
rangen. Niettemin vermelden oproepen in dit
tijdschrift nog vaak als eis h.t.s. of een lager
diploma.
Indien een werkgever bij voldoende aanbod
van h.t.s.-ers, niettemin de voorkeur geeft aan
een lager opgeleide functionaris, rijst de vraag
of deze afgezien van de voorkeur voor een
bepaalde persoon organisatorisch de
vacature wel duidelijk gepland heeft. Soms
wordt vernomen dat de afgestudeerden on
voldoende vakbekwaamheid in de specifieke
werkzaamheden van een bepaalde dienst
hebben.
Dit is een bezwaar dat men ook in andere be
roepen hoort, waar de opleiding een belang
rijk accent legt op de vorming en algemene
ontwikkeling tot zelfstandig denkend mens.
Wanneer men deze laatste waarden echter
werkelijk op prijs stelt, mede met het oog op
het toekomstbeeld dat men zich van de werk
nemer maakt, dan zal men daartegenover het
offer moeten brengen van een aanloopperiode,
waarin de h.t.s.-er zich deze specifieke er
varing verwerft, voorzover hij dit in zijn prak
tijkstage niet reeds heeft gedaan.
Ook hoort men wel eens vermelden dat de
landmeetkundige h.t.s.-er te weinig belang
stelling kan opbrengen voor eenvoudige
werkzaamheden door zijn vorming op bredere
basis. Voorzover deze klacht in incidentele ge
vallen gerechtvaardigd is moet men, naar mijn
oordeel, twee mogelijkheden onderscheiden.
Biedt de betrokken functie in haar geheel in
194