196 ring van de automatisering voor de deur staat of reeds haar intrede heeft gedaan en men ook overigens in het werk een steeds verder door gevoerde specialisatie ziet optreden, dwingen de moderne bedrijfspsychologische inzichten ook in deze sector tot nadere bezinning. Is het wel de hoogste wijsheid om aparte teken-, reken- en meetafdelingen bij een land meetkundige dienst of -bedrijf te formeren? Kan men de landmeetkundige produktiviteit verhogen door verhoudingen te scheppen die meer op teamgeest zijn gebaseerd? Hoe kan men de nadelen die in het menselijke vlak ontstaan door de automatisering van land meetkundige werkzaamheden opvangen? Hoe staat het met bedrijfsbesprekingen in demo cratische zin op landmeetkundig gebied? Wordt hierbij met succes gebruik gemaakt van de moderne discussiemethoden, visuele technieken etc.? Voor deze inzichten en activiteiten worden in de hoogste klasse van de afdeling land meetkunde, op basis van de voorafgaande Volkshogeschoolcursus, door middel van het vak „mens en maatschappij" de grondslagen voor enig begrip bij de leerling gelegd. In een artikel in het tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde van april 1964, getiteld „Maatschappijwetenschappen voor de geode tisch ingenieur" heb ik deze gedachten nader uitgewerkt aan de hand van de enquête van prof. Daniels (T.H. Eindhoven) en het ver slag van de Staatscommissie Neher. De reac ties die ik van gezaghebbende zijde op dit artikel heb ontvangen versterken mij in de mening, dat ook de landmeetkundige wereld in deze zin organisatorisch-minded zal moe ten worden, wil men bij de maatschappelijke ontwikkeling niet ten achter blijven. Wanneer ik thans terugkeer tot mijn uit gangspunt, meen ik de functie van de middel baar landmeetkundige te kunnen schetsen als een schakel tussen de academisch gevormde leiding en de lagere uitvoerende krachten. Wanneer deze leiding verantwoordelijkheden durft te delegeren, initiatieven stimuleert en in het algemeen de problematiek van de mense lijke verhoudingen in het bedrijf tracht te be grijpen en de oplossing hiervan in positieve zin bevordert, dan ben ik overtuigd dat de taak en functie van de middelbaar landmeet kundige in betekenis zullen toenemen. Ter illustratie hiervan vermeld ik de taakop dracht, welke het (middelbaar gevormd) hoofd van een landmeetkundige dienst van gemeentewerken in het centrum van het land onlangs ontving, om een routebeschrijving met details van de excursie-objecten te maken in verband met het bezoek van personeel van een grote instelling, welke zich ter plaatse zou vestigen. Uiteraard valt deze opdracht niet onder landmeetkundig werk, als dit begrip in engere zin wordt genomen. Wel kan men signaleren dat hier de algemeen technische leiding kennelijk het vertrouwen had, dat een landmeter de nodige zorgvuldigheid en kennis kon opbrengen om een goed resultaat te ver krijgen. Dergelijke opdrachten werken stimulerend en het is te hopen dat de grootste landmeetkun dige werkgever, te weten het Kadaster, in het kader van de herzieningscommissie Prinsen, in deze taakverruiming voor de middelbare krachten zal voorgaan. Slotbeschouwing Moge het volgende jubileum van deze af deling niet alleen een verhoging van de kwan titeit van afgestudeerden, doch ook een hand having van de kwaliteit medebrengen. Naar blijkt uit de oproepen in „Geodesia" zien steeds meer gemeenten en andere instel lingen de noodzaak in ook voor landmeet kundig werk, middelbaar gevormde krachten aan te trekken. Dit is een verheugende ont wikkeling, niet alleen omdat deze opleiding daardoor aan de doelstellingen, die in het rapport van de staatscommissie landmeet kunde m.t.o. 1960 zijn neergelegd, voldoet, maar ook omdat daardoor het algemene niveau van het landmeetkundig werk in Ne derland zal stijgen. De tijd is voorbij dat de landmeetkundige werkzaamheden aan een afdeling bestrating of riolering, of aan de jongste h.t.s.-er civiele techniek konden worden toevertrouwd. Het vak heeft een eigen status gekregen. Laat ons deze status bewaren door een ruime opvat ting van de taak der middelbaar landmeet kundigen te bevorderen, zoals de stichting N.G.L. en dit tijdschrift sinds haar oprichting op uitstekende wijze heeft gedaan. Bronvermeldingen: Verslagen H.T.S. voor de bouwkunde te Utrecht, 1954 tot en met 1962; Rapport van de subcommissie landmeetkunde m.t.o. 1960, publikatie staatsdrukkerij; Naamlijst afgestudeerden mei 1964 (oorspronkelijk uit gegeven door J. A. v. d. Brink te Assen, thans door L. F. Steenhuisen te Sappemeer) Chr. Argyris „Mens en organisatie in het bedrijf", Marka pocket; J. A. C. Brown BedrijfspsychologieMarka pocket.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1964 | | pagina 8