BOEKBESPREKING
251
Topografische kaarten van
Nederland 1750—1850
Dr. Ir. C. Koeman, Handleiding voor
de studie van de topografische kaarten
van Nederland 17501850. Uitg. J. B.
Wolters, Groningen. Formaat 24 X
31,5 cm.
In de inleiding van dit royaal opgezette werk
van de auteur van „Collections of maps and
atlases in the Netherlands" (zie Geodesia,
1962-3) vinden wij verschillende aanwijzingen
voor het gebruik van de Handleiding, die be
oogt „de voornaamste bronnen voor de ge
schiedenis van de kartografie in Nederland in
het tijdvak 1750—1850 onder het bereik te
brengen van geografen, historici, geodeten,
bodemkundigen, planologen en anderen die
zich van tijd tot tijd in het oude beeld van de
Nederlandse topografie moeten verdiepen
Dr. Koeman heeft de ligging van belangrijke
kaarten aangegeven op los bijgevoegde blad
wijzers, waarop de verschillende soorten dui
delijk zijn vermeld. Het lijkt ons prettig dat de
schalen van deze overzichten (bladwijzers)
beperkt bleven tot die van 1 1 miljoen en
1 2 miljoen. De bladwijzers zal men naast het
repertorium moeten gebruiken; voor het
zoeken van bijzonderheden heeft men boven
dien de nodige steun aan de lijst van auteurs
namen en de uitvoerige inleiding.
Raadpleging van het bovengenoemde werk
„Collections of maps is nodig als men de
bewaarplaats van de kaarten wenst te kennen.
Natuurlijk stuit men daarbij meermalen op
meer algemene aanwijzingen als: „about 250-
17th to 19th century maps of Overijssel
of „the map collection comprises 150 items, is
classified as follows maar dat is begrijpe
lijk als men de grote hoeveelheid materiaal in
aanmerking neemt.
De Handleiding is verduidelijkt door een aan
tal kaartfragmenten (25 zwart-wit reproduk-
ties, w.o. één van een kadastraal minuutplan,
en 8 gekleurde)De kwaliteit van deze illustra
ties is uitstekend, zowel waar het origineel
door W. T. en D. W. C. Hattinga is ver
vaardigd ca. 1750, als waar het bijv. genie-
kaarten uit 1783 betreft, welke ter vergelijking
zijn afgebeeld naast latere fragmenten van de
zelfde terreingedeelten. Ook de zwart-wit-
drukken van verschillende uitgaven van
Krayenhoffs Choro-Topografische kaart der
noordelijke provinciën komen op het kunst
drukpapier zeer goed uit.
De auteur heeft opzettelijk andere illustraties
gekozen dan voorkomen in het bij velen onzer
bekende boek „Geschiedenis der kartografie
van Nederland" door S. J. Fockema Andreae
en B. van 't Hoff, 1947.
De algemene indeling is als volgt: na de in
leiding in Nederlandse en Engelse tekst (blz.
11—22) volgen hoofdstukken over provinciale
kaarten, omstreeks 1750 in gebruik (blz. 33),
de atlassen van de Hattinga's en Hottinger en
18e eeuwse handschriftkaarten (blz. 35),
kaart Oostenrijkse Nederlanden 1771 1777
van de Ferraris (blz. 53), Waterstaatskarto-
grafie 1750—1830 (blz. 57), Kaart Noorde
lijke provinciën van Krayenhoff 1798 1822
(blz. 63) van welke de koperplaten van de
laatste bewerking bewaard worden in Delft
Het Kadaster en de grondbelasting (blz. 71),
de Rivierkaart 18291864 (blz. 77), geschie
denis le uitgave Topografische- en Militaire
Kaart (blz. 83), Repertorium van 174 gedrukte
overzichts- en topografische kaarten, om
streeks 1750 in gebruik (blz. 95), bladwijzers,
lijst van afbeeldingen en register van per
soonsnamen (blz. 117).
Vooral voor de niet-vakman is de tijdrovende
ordening van de talloze studiebronnen wel
zeer belangrijk.
In het repertorium zijn alleen de topografische
kaarten opgenomen: stadskaarten en zeekaar
ten die naar het oordeel van de auteur een
afzonderlijke behandeling vragen komen er
dus niet in voor. Het lag overigens niet in de
bedoeling, bibliografisch volledig te zijn, wel
echter volledig voor wat betreft de waarde van
de genoemde kaarten voor historisch geogra
fisch onderzoek. Het gaat trouwens om ge
drukte kaarten: de handschriftkaarten vindt
men niet (opname van deze zou ruimte vragen
voor duizenden stukken).
Dr. Koeman heeft ongeveer de periode 1750
1850 behandeld. Uitgezonderd zijn enkele ver
spreide kaartwerken (die wel topografische
kaarten genoemd moeten worden) als bijv. de
kaart van de Beemster van Breen uit 1644, de
kaart van Delfland door Cruquius van 1712.
Hij heeft gemeend, dat de activiteit van de
Hattinga's op kaarteringsgebied het meest ge
schikt is om als begin van een ontwikkelings
fase aangemerkt te worden. In 1850 versche
nen de eerste bladen van „de Stafkaart"
1 50.000. Dat was het begin van de moderne
topografische kaartering van Nederland, een