241
rivier, noch hoeveel water er gedurende een
bepaalde periode zou toevloeien om de ge
wenste energie te krijgen.
Aan de hand van de ontegenzeggelijk waarde
volle C.B.L.-kaarten (het Centraal Bureau
voor Luchtkaartering in Suriname geeft deze
kaarten uit) kon nu pas worden begonnen met
het onderzoek, d.w.z. hydrologische, land
meetkundige en bodemkundige waarnemin
gen. Hiervoor werd opgericht het Brokopon-
dobureau, waarin de technische zaken werden
geleid door Ir. R. Zonneveld. Om de metin
gen op gang te brengen is tijdelijk wel enige
hulp van de K.L.M. ontvangen, maar het
overgrote deel is toch door Surinaamse topo-
grafen gedaan onder zijn leiding. Nog was er
geen vergelijkingsvlak voor de waterpassin
gen, maar in afwachting daarvan begon men
met voornoemd peil te Brokopondo, genaamd
het Sarapeil (de Sarakreek ligt even boven-
strooms van Brokopondo) en Suralco's Con
struction Division, die uiteraard met feet
werkte, heeft dit peil overgenomen, er voor
het gemak 100 voet aan toegevoegd en het ge
doopt „Hydro Electric Datum".
In samenwerking en met advies van Harza
Engineering Co, Chicago, werd ten slotte
Afobaka als meest geschikte plaats van de
dam uitgekozen. Dit na vele grondboringen,
die uitwezen dat het meeste benodigde mate
riaal als klei, zand, steen dicht nabij was, de
ondergrond het meest geschikt en de hoeveel
heid grondverzet het minst.
Vele honderden kilometers gangen (trails)
zijn gekapt sinds 1951, gewaterpast en veel
hoeken gemeten, waterwaarnemingen werden
gedaan, meteorologische gegevens verzameld
en dat alles of vrijwel alles met personeel dat
hiertoe weinig geschoold was, onder omstan
digheden als vorenbeschreven en met beperkte
geldmiddelen.
Toen Suralco in 1959— 1960 met de uitvoering
begon, stond de plaats van de dam en de 16
zadeldammen praktisch vast en kon ze be
schikken over een macht van gegevens. Wel
moest nog een tracé worden uitgezocht voor
de Paranam-Afobaka-weg en de aanleg hier
van volgde onmiddellijk, maar dit grootse
werk geschiedde in de periode dat er een
stroom van ervaren technici uit de States toe
vloeide en met een onbeperkte hoeveelheid
equipment.
Vanaf de waterscheiding tussen het debiet van
de Saramacca- en de Surinamerivier, ten
westen van de spoorbaan gelegen, werden
weer metingen en waterpassingen gedaan tot
Afobaka en aan de oostkant van de Suriname
rivier tot nabij het Wintie Waaigebergte, om
definitief te bepalen waar de hulpdammen
zouden komen en tevens werden de verbin
dingswegen gebouwd.
Intussen had het Bureau Landelijke Opbouw,
als onderdeel van het Ministerie van Opbouw,
een onderzoek ingesteld naar het gemiddeld
zeeniveau aan de monding van de Suriname
rivier. Toen dit na twee jaren van nauw
keurige registratie vaststond werd dit als
N.S.P. (Normaal Surinaams Peil) aangeduid
en door nauwkeurigheidswaterpassingen ver
spreid, evenals dit vroeger in Nederland is
gedaan met het N.A.P. Toen de wegen klaar
kwamen naar Nickerie, Albina en Afobaka
kon dit peil in meer gesloten kringen worden
overgebracht langs en in het gehele kustge
bied, naar Afobaka en langs gebaande bos
paden tot de boven-Surinamerivier (Poki-
gron), Saramacca en de Sarakreek. Eerst toen
bestond er een goed verband tussen de rivier
bovenstrooms, het toekomstig stuwmeerge-
bied, de dammen oost en west van Afobaka,
de hoofddam en de zee.
Uit de primaire waterpassingen bleek nu het
verschil tussen het voornoemde Sarapeil, het
H.E.D. en het N.S.P.
Het N.S.P. plus 1,801 m is Sarapeil. Daar een
meter 3,280833 voeten bevat is de formule
voor omrekening van N.S. P. naar H.E.D.:
3,280833 (N.S.P. +1,801 m) 100' of het
nulpunt van H.E.D. ligt 105,91' lager dan het
gemiddeld zeeniveau.
De maximumhoogte van de betonnen dam en
zadeldammen is 278 H.E.D. 52,50 N.S.P.
De maximum waterstand in het stuwmeer zal
264 H.E.D. zijn 48,20 N.S.P. De bodem
van de Surinamerivier beneden de dam is
114 H.E.D., dat is slechts 2,40 m boven het
zeepeil.
Daar thans, na de damsluiting, de waterstand
bij Brokopondo slechts 2 voet hoger is dan het
N.S.P., is de Surinamerivier over de laatste
100 km omgevormd tot een makke stroom, die
slechts door de getijwerking in beweging
wordt gehouden.
Vergelijken we nu de hoogtelijnen en -cijfers
op de C.B.L.-kaarten met de jongste water
passingen, dan blijkt dat enkele diepe insnij
dingen, die voor de waterinperking fataal zou
den zijn, onopgemerkt zijn gebleven en dat
soms juist bij de kritieke hoogte van 50 m, een
soms wel 10 of meer meters te gunstige voor
stelling wordt gegeven. Dit heeft tot een zeker
wantrouwen geleid ten aanzien van het gebied
langs de n.o.- en oostrand van het toekomstige
stuwmeer, reden waarom een expeditie werd