uitgerust ter verkenning van die rand over een
lengte van ongeveer 90 km.
De opdracht luidde: een lengteprofiel te
waterpassen en de lokatie te doen in C.B.L.-
coördinaten. Eventueel lage plaatsen nader te
onderzoeken door uitbreiding van de water
passingen. De personeelsbezetting was: twee
stafleden, een voor de algemene opzet en een
voor de voorverkenning: een tachymeterploeg,
een waterpasploeg, een hakploeg en verder
dragers voor alle materiaal en voeding. In
totaal 32 man.
Hoewel een reservevoorraad aan voeding en
een ruime hoeveelheid petroleum werd meege
nomen, was de bedoeling om ons via air
droppings te bevoorraden. Er waren twee
radiozender-ontvangers mee, een voor de
meetploegen en een voor de voorverkennings-
en hakploegen. Theoretisch zouden we dus
onderling, met het radiostation Afobaka en
met het bevoorradingsvliegtuig kunnen spre
ken. De zwaarste taak was voor de voorploe-
gen. Deze bestond uit: op kompas een trail
kappen, waardoor ook gemeten zou kunnen
worden. Na plm. 6 a 9 km een open plek
maken voor kamp en airdropping. De plaats
voor een kamp was afhankelijk van water en
van terreinsomstandigheden. De meetploegen
zaten dus steeds ongeveer 6 km achter de
voorploegen. Het meetwerk werd dagelijks
uitgerekend en geplot, zodat ook dagelijks aan
de voorploeg kon worden bericht of ze wel of
niet goed „zat". Koersafwijking was geen
kwestie van falen van de waarnemer, maar
wel van magnetische declinatie, die door het
veel voorkomen van sterk ijzerhoudende
grond, tot enkele graden kan variëren. De
tachymeterploeg moest na elke 6 km het
azimut controleren door een sunshot (zons-
waarneming met prisma van Roelofs). Ge
lukkig laat het zonnetje in Suriname praktisch
nooit verstek gaan.
De metingen-waterpassing heen en terug en
tachyme'trische veelhoeksmeting, met hoogte
bepaling als check, met Wild R.D.S., lever
den geen enkele moeilijkheid op en de sluit-
term was ver binnen de vereiste nauwkeurig
heid. Ook de oriëntering (en de kaart!) was
buiten verwachting accuraat, daar de voor-
ploeg precies het tevoren bepaalde einddoel:
Dam aan de Sarakreek, trof.
Veel hoofdbreken bijna halsbreken -
kostte het zware 'terrein over de 500 m hoge
Wintie-Waai berg, het transport en soms
het personeel en de proviandering. Het zeulen
van de vele vracht door de zeer moeilijk be
gaanbare trails, wel eens onder hellingen van
40 (wat dan betekent dat je je met vracht
moet optrekken aan stammen en lianen) was
een opgaaf, die voor de uit India stammende
arbeiders te zwaar was. Op eigen verzoek
werden ze vervangen door Indianen en voor
namelijk aan deze en de reeds aanwezige In
dianen hebben we een vlotte voortgang te
danken. Als dragers munten deze mensen uit
boven bosnegers en stellig ver boven de stads
negers. Echter als er klachten kwamen over
voeding of te zwaar werk, dan verschenen
deze groepen in omgekeerde volgorde. Dat
er soms werd geklaagd over te zware vrach
ten en te grote afstanden is volkomen begrij-
pelijk, maar klachten over de voeding gaven
steeds een gevoel van wrevel, daar het eten
overvloedig was en niet te vergelijken met
wat vroegere expedities kregen, noch met wat
de mensen gewoon waren te verorberen.
Daarbij kwam nog dat er bijna altijd vers
vlees of vis op het bord kwam. Hoe meer we
de waterscheiding tussen Suriname- en Ma-
rowijnerivier naderden, hoe meer wild zoals
pingo's en parkira's (bosvarkens), powisi,
moraai, anamoe (gevogelte), kapasi (gordel-
dier) en voor enkelen was ook de aap niet te
versmaden.
Een buffel (tapir) kwam de alleen in het
kamp zijnde kok eens schrik aanjagen,
doch die was al weer verdwenen aleer een
passende kogel voor hem was ingelegd. De
jaguar, poema en oselot, die meer in de
savanah schijnen te huizen, hebben we nooit
gezien. In de heldere kreken en stromen aan
beide zijden van Wintie-Waai kwamen veel
anjoemara's voor. De mannen wisten ze te
verschalken met aas aan een kromme spijker
en als er nikoe, een vergiftige liaan, in de
buurt was, hadden we 's zondags een vis-
festijn. Door fijngewreven nikoe in het water
te werpen, wordt de vis bedwelmd en laat
zich zo pakken.
De droppings waren altijd een welkome, soms
een komische vertoning. In het begin ver
zorgde de „Door to Life Mission", Ameri
kaanse zendelingen, die ver in het binnenland
onder de Indianen opereren, deze vluchten
met een Piper cup. Het is uiterst moeilijk een
opengekapte plek van meestal niet meer dan
60 a 70 meter in diameter, in het onafzienbare
en dichte bomendek onder je, te ontdekken.
Zo'n clearing werd tevoren per radio aan
geduid in coördinaten en op een afgesproken
tijd werd er rook gemaakt. De eerste raid was
reeds zeer geslaagd en zo precies gemikt dat
een baal rijst pardoes en met veel gekraak
van takken door het plastic dak van mijn
242