kadaster en eigendom
door H. van der Kooij, landmeetkundig ambtenaar A van het
kadaster te Middelburg
Naïef gezien kan de verhouding van kadaster
en eigendom omschreven worden als descrip
tieve eenvoudigheid. Het kadaster mediteert
niet over de eigendom maar omschrijft slechts
het eigendom A en zegt dan dat het aan B
toebehoort. Nu is een exacte beschrijving van
grondeigendommen inderdaad nodig omdat
deze meestal niet gevormd worden door af
zonderlijke fysische grootheden, dit in tegen
stelling tot roerende goederen. Het continue
aardvlak moet afgepaald worden om in pri
vaatbezit genoten te kunnen worden. Deze
privaateigendom is het enige apriori van het
kadaster. Landmeetkunde is hiervan weer een
uitvloeisel, een epifenomeen. Deze is vanuit
het oogpunt der gemeenschap gezien nauwe
lijks een positief gegeven; eerder een soort
wrijvingsverlies, een kwantum moeite dat men
zich moet getroosten om eigendom van onbe
kend bekend te maken. Wanneer particuliere
eigendom niet erkend was, zou landmeetkunde
m.i. slechts om topografische en constructieve
doeleinden beoefend worden (vgl. communis
tische landen) en daardoor eerst veel later in
de historie als wetenschap zijn opgetreden dan
nu het geval is.
Landmeetkunde en eigendom
De landmeetkunde maakt een gedetailleerde,
kwantitatieve en geschiedkundige beschrijving
van de eigendom mogelijk. De kadastrale land
meetkundige beoefent de wetenschap der
grenzen, zodat hij de neiging heeft grenzen te
verabsoluteren. Dit gebeurt ten onrechte.
Immers, een grens is naar het woord van de
filosoof Bolland de nietigheid tussen iets en
iets anders: ,,De grens is niet-zijn van aanzijn,
iets dat niets en toch niet niets maar wat
anders is, dat scheiden moet en meteen ver
enigt, waarin de bepaaldheid zich slechts stelt
om in wat anders over te gaan." Tussen twee
kadastrale percelen bevindt zich geen interval;
de natuur heeft een afschuw van het ledige.
De bepaalde, afgepaalde eigendom gaat op
de grens in ander eigendom over. De grens
zelf is niets, is een negatie. Een praktische be
vestiging hiervan vinden we bij de kadastrale
opmeting. De fysische grenzen van een ter
reinsperceel (sloot, wal, heg enz.) worden dan
geïdealiseerd tot wiskundige lijnen. Deze
lijnen hebben geen breedte of dikte en be
zitten geen enkele substantialiteit.
Het is duidelijk, dat men grens en grond goed
uit elkaar moet houden. Dit wordt niet altijd
gedaan. In kadastrale kringen wilde men rond
1900 naast de verjaring van grond, een wette
lijke regeling voor verjaring van grenzen.
Juristen hebben dit voorstel reeds in eerste
ontwerp verworpen. Bij de verjaring van gren
zen is de verjaring van grond niet weg te
denken. Regeling van het één is regeling van
het ander. De grens heeft immers op zichzelf
geen reden van bestaan, maar ontleent eerst
haar betekenis aan datgene wat zij begrenst.
Op dit punt vergiste zich ook de Vereniging
voor Kadaster en Landmeetkunde. In een
advies aan de Minister van Justitie 1948) ter
zake van het ontwerp voor een nieuw B.W.,
wordt naast de verjaring van grond weer de
verjaring van grenzen ter sprake gebracht. De
bij vernieuwing vastgestelde grenzen zouden
van verjaring moeten worden uitgesloten en
anderzijds zou verjaring slechts toegelaten
mogen worden in de vorm van een vordering
tot wijziging van de kadastrale grens. In het
gepubliceerde ontwerp B.W. werd echter
evenmin aandacht aan deze wensen besteed;
juristen verwarren grenzen en eigendom niet.
244
Toen Hercules volgens de Griekse mythe op weg was om gouden appels uit de tuinen der Hesperiden te halen,
vond zijn befaamde ontmoeting met Atlas plaats. Beiden ruilden zolang hun taak, maar bij zijn terugkeer weigerde
Atlas de aarde weer op zich te nemen omdat hij nu had ondervonden hoe aangenaam het was om vrij te zijn. De
listige Hercules sprak toen: ,,Laat mij dan toch even een kussen van touw om het hoofd binden, opdat de ontzag
lijke last mijn hersens niet doet barsten." Maar nadat Atlas hem had afgelost nam Hercules de gouden appels en
verdween.
De allegorische verklaring is deze: Opdat de mensheid gouden appels uit de tuinen der aarde zou halen moest
iemand de ontzaglijke last van feiten en cijfers torsen betreffende de private verdeling ervan, welke de mensen
veel hoofdbrekens kostte. Onder dit Herculeswerk nu heeft het kadaster zijn schouders gezet en dit artikel hoopt
aan te tonen dat deze instelling door het bijhouden van een perceelsgewijze atlas de drager, conservator en schepper
is van de particuliere grondeigendom.