vreemd staan tegenover de stijl van dit veel
besproken boek.
Velen uwer kennen ongetwijfeld de uitgave
1950 van het boek van Prof. Dr. M. A.
Beek: Aan Babylons stromen, met een
boeiende beschrijving van de hoofdmomen
ten uit de cultuurgeschiedenis van Mesopota-
mië in het Oud-Testamentische tijdvak, ver
schenen bij N.V. Uitgeversmaatschappij
Kosmos te Amsterdam/Antwerpen.
De schrijver vermeldt op blz. 31 één van de
zeer merkwaardige aardrijkskundige gege
vens, die dit oude volk ons heeft nagelaten.
Hij schrijft:
We bezitten b.v. een zeer interessante
wereldkaart uit de Nieuw-Babylonische tijd,
uit de dagen dus van koning Nebukadnezar
in de 6e eeuw v. Chr., toen men het gebied
van de Perzische Golf tot het Armenisch ge
bergte en van de Indus tot de Middellandse
Zee en de Nijl reeds kende.
Op deze kaart staat Babylon in het midden
van de wereld, aan de oever van de Eufraat,
die de aarde in tweeën deelt. Rondom het
cultuurland is de oceaan getekend, die ,,de
bittere rivier" wordt genoemd. Aan de over
zijde van de Oceaan liggen de verre landen,
getekend in de vorm van driehoekige eilan
den. Daar is in het oosten het land, waar de
zon opgaat en in het westen de onherberg
zame steppe, waar de reiziger door een wilde
stier bedreigd wordt en in het noorden re
geert de altijddurende duisternis.
Het is een wereldbeeld, waarvan we de
hoofdzaken in het Oude Testament terugvin
den, en dat tot in de Middeleeuwen gezag
heeft uitgeoefend.
Wanneer we voor een dergelijke werekT
kaart dankbaar zijn, dan is het uitsluitend
omdat we er de voorstellingen der Babylo-
niërs uit leren kennen en niet omdat we er
een bijdrage voor onze geografische kennis
van verwachten.
Eenzame Tropenzeeën (met Hr. Ms. Hal-
maheira tussen eilanden en riffen, door H. Th.
de Booy, omslag, band en illustraties van
Georges Mazure. Uitgave H. Meulenhoff-
Amsterdam) geeft een duidelijk beeld van de
kaarteringsarbeid aan boord van een marine-
opnemingsvaartuig in het begin van de twin
tiger jaren. Het beschrijft dus gebeurtenissen
uit een 'tijd die voorgoed voorbij is, maar ook
bij de Hydrografische Dienst, waar de werk
wijze door invoering van de moderne elek
tronische navigatiemiddelen ingrijpend is ge
wijzigd, zijn de zeekaarten gebleven, die nog
lang de zeevarenden door de Indonesische
Archipel tot gids zullen dienen.
Het avontuur, waarover in verschillende
hoofdstukken van dit boekwerk wordt ge
schreven, is de opdracht aan marineofficie
ren van de „Halmaheira", zeekaarten te
maken van eilanden en omringende zeeën in
de Molukse Archipel, de eerste hydrogra
fische opneming in dit eenzame gebied.
De jonge, enthousiaste officier, die sprekende
wordt ingevoerd, had aan boord van een
ander opnemingsvaartuig een minuutblad ge
zien met honderden dieptecijfers en de kust
lijnen van eilanden en eilandjes. Hij hunkert
er naar zijn krachten aan dit pionierswerk ter
zee te wijden, ,,'t Is hard werken op een
kapalkaart kaartschip)" had een Javaans
matroos hem verteld, maar dat had hem niet
afgeschrokken.
Luitenant Meertens lichtte hem in over zijn
bestemming: ,,De Commandant is hydro-
graaf in hart en nieren en weet dat er jaren
lang te weinig aandacht is besteed aan het
in kaart brengen van de Archipel. We gaan
eerst naar Misoöl, bewesten de Vogelkop
van Nieuw-Guinea. De bestaande zeekaart
is volkomen onbetrouwbaar en bij de oost
kust, waar vele kleine eilandjes liggen, staat
zelfs het woord „onbekend" gedrukt". Dat
klonk als muziek in zijn oren.
Bij zijn rondgang door het schip zag hij ook
de vijf in cardanusringen opgehangen tijd
meters, die dagelijks voorzichtig moeten wor
den opgewonden. De grote nauwkeurigheid
vereisende astronomische plaatsbepaling,
waarmede iedere opname van een nieuw
eilandengebied begon, en de regelmatig
noodzakelijke astronomische peilingen waren
zonder accuraat lopende tijdmeters onmoge
lijk.
De belangrijkste hut was de tekenkamer op
het bovendek, vlak achter de kajuit van de
Commandant. Hier stonden de beide teken
tafels, waarop, zorgvuldig afgedekt als er
niet aan werd gewerkt, de constructie- en
minuutbladen lagen. Ook de theodolieten,
sextanten, prismacirkels, kijkers, zeevaart
kundige tafels, passers, gradenbogen en alles
wat er voor berekeningen en tekenen nodig
was hoorden in deze kamer thuis. Maar het
heiligste der heiligen, het kostbare univer-
saal-instrument, dat alleen door de Comman
dant werd gebruikt voor sterobservaties ter
bepaling van de geografische lengte en
breedte van het beginpunt der 'triangulatie,
stond in de kajuit. Daar mocht niemand
anders met z'n vingers aankomen.
276