r/G. i
aspecten te letten zoals: zijn er geulen, waar
valt de plaat het eerst droog, waar komt het
water bij wassend tij het eerste vandaan e.d.
Op het wantij Vlieland bijv. heeft men weinig
tijd om te meten, daar de plaat laag ligt en het
water ervan 2 kanten komt opzetten (wantij).
Deze factoren spelen een rol bij de opzet van
de meting: ze bepalen bijv. bij welk punt be
gonnen moet worden misschien wel ergens
in het midden of er met 2 ploegen gemeten
moet worden op eenzelfde traject van 3 a
4 km lengte.
Immers men moet van ieder moment dat er
ergens gemeten kan worden, gebruik maken.
Hoewel men tracht met zoveel mogelijk fac
toren rekening te houden, moet men bij dit
soort expedities altijd improviseren. Zo kan
het gebeuren dat de wind in de verkeerde hoek
zit, zodat er geen water wegloopt of er niet
aan lager wal geland kan worden. Vanzelf
sprekend kan ook slecht zicht een goed op
gezet plan doen mislukken. Dit improviseren
is alleen dan goed mogelijk als er goed samen
spel tussen de twee samenwerkende diensten
bestaat en dat was hier zeer zeker het geval.
Behalve dit samenspel is enthousiasme van
alle medewerkers eveneens onontbeerlijk,
s/ang naar
perspoonp
I oc/roefc/raac
i 'ij aaope/aste moer
t.ó.v. Pops/eote/
ge pa/van/seerc/e
pz./s po./om
sc/?roef6/aP
p 0.2 O 077
spu/tpateo?
want natte pakken, onregelmatige werktijden
e.d. zijn aan de orde van de dag.
Plaatsing van het OM
Een OM bestaat uit een groep van drie ge
galvaniseerde buizen van 6 meter lengte en
0,10 m diam. Onderaan de buis bevindt zich
een schroefblad met een diameter van 20 cm
en een spoed van 5 cm (later wegens te veel
slippen teruggebracht tot 3 cm). Zie fig. I.
Om verwarring bij gebruik van deze merken
te voorkomen, worden ze op ongelijke diepte
beneden maaiveld geschroefd bv. tot 35, 25 en
20 cm. Het patroon waarin ze geplaatst wor
den ziet u in fig. II; de onderlinge afstanden
zijn ongelijk om verwarring te voorkomen.
Om de centrumpaal zijn ijzeren buizen van
plm. 1 m als verklikkers geplaatst; deze ver
klikkers steken plm. 10—15 cm boven het
maaiveld uit. De ondergrondse palen worden
in de Wadbodem gespoten tot de bovenkant
plm. 15 cm boven het maaiveld is, daarna door
middel van de schroefgang onder aan de paal
gedraaid tot de gewenste diepte.
Het schroefblad zal nu op ongeroerde grond
rusten; samen met de mantelwrijving moet dit
de paal behoeden voor zakking.
ommfiom moo/g
moo k>
*3
m.jz
263
Om enig inzicht in de zakking van de palen
te krijgen werden direct na de plaatsing
alle onderlinge hoogteverschillen in een OM-
groep gemeten. Bij de definitieve meting ge-
MOOD
O - OMOOG OOMS
MOM
ZOOM/Ar/GODS
9 /S 00
l
I
I
/2 50
t
I
0M00600//DS MOOK
co/yoom
\7.SO
OMOOGOOMS MOOO
zm