TT""IlTj'i—ï- -4- F/G.m ■4tr x- -4 4e- c 264 beurde dit ook tweemaal (bij het eindigen van een traject en bij het beginnen van het vol gende traject, waartussen soms een of meer dagen verliepen). Door vergelijking van deze resultaten krijgt men enig inzicht in de stabiliteit van de mer ken, tenzij alle palen en verklikkers evenveel zouden zakken. Bij vroegere metingen is echter gebleken dat zelfs de verklikkers be trouwbare punten zijn, alleen zijn zij op lange termijn niet houdbaar i.v.m. ijsgang, uit spoelen e.d. Deze onderlinge vergelijking leverde verschil len op van 01 mm t.o.v. de meting bij het plaatsen. Het opgraven van de palen is vrij lastig, daar het gat direct dichtslibt. Om dit te ondervangen, werd er een eternit buis van plm. 50 cm lengte om de ondergrondse paal geschoven en daarop een tegel gelegd. In de praktijk voldeed dit zeer goed. C. De meting en de resultaten Zoals reeds eerder werd vermeld kan de me ting als een doorgaande waterpassing plus enige zijslagen worden uitgevoerd. De hoofdraai had een lengte van 44 km 88 km enkele meting), de totale lengte van de zij slagen was plm. 30 km (60 km enkele me ting). De gebruikte instrumenten waren de Ni-2 van Zeiss en de Koni 007 van Jenoptik (zie Geodesia 4e jaargang 7/8) beide met planparallelle plaat en i cm E-baken. Het maximaal toegestane verschil tussen heen- en teruggang was 3,5 l /kra mm. In het algemeen is de manier van meten op de Wadden dezelfde als bij normale water passingen, behoudens een kleine wijziging. Men moet n.l. meer rekening houden met in strument-zakking, en bovendien zo vlot mogelijk werken i.v.m. de beschikbare tijd door het getij en eventuele moeilijkheden door het weer. In het algemeen wordt de instrument-zakking geëlimineerd uit elk tweetal slagen door in de oneven slagen in de volgorde achterbaak- voorbaak en in de even slagen in de volgorde voorbaak-achterbaak af te lezen. Zie schets lila. Deze methode heeft het nadeel dat de waarnemer (vooral in even slagen) moet wachten op de baakhouder, die van achter man voorman wordt en dus 2 slaglengten (240 m) moet lopen. Men kan dit tijdverlies grotendeels opheffen door steeds achterbaak-voorbaak af te lezen en te hopen dat de instrument-zakking ver dwijnt uit het gemiddelde van heen- en terug gang, doch de sluitterm per sectie zal dan rela tief groot zijn, zodat men minder inzicht heeft in de nauwkeurigheid van het resultaat. Zie schets Illb. Het is daarom beter deze instrument-zakking tijdens de meting toch te elimineren uit elk tweetal slagen op de bekende wijze, maar de snelheid van meten op te voeren door tijdens de gehele sectie de volgorde van de ploeg achterman-waarnemer-voormanongewij zigd te laten. De gehele ploeg schuift dan telkens een slaglengte op, de achterman blijft steeds achterman en de voorman steeds voorman. De volgorde van aflezen is daarbij afwisselend oneven slagen: achterbaak-voor- MORMAAL. /HSERUMEMEZAKK/MG GEËL/M/MEERD L//EELKrWEEEAL SLA GEM C/JEERS GEVEM VOLGORDE VAM A EL EZ EN AAM VER PL A A ES/MG /MSTP. VERPLAATS/MG /MSTR r- l -X- BAAK BAAK VER PL A ATS/MG I BAAK BAAK VERPLAATS/N6 BAAK BAAK /MSEPL/MEMEZAKK/MG M/EE GEEL/MH- MEEPD U/E ELK TWEEFAL SLA GEM MfEfA/ODE OP HET WAD

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1964 | | pagina 6