De vernieuwing
van hypothecaire inschrijvingen
7
door P. S. Teeling Ing., Technisch Hoofdambtenaar van het kadaster.
Enige tijd geleden is een ook voor de Dienst
van het Kadaster en de Hypotheken zeer be
langrijk wetsontwerp bij de Tweede Kamer
der Staten-Generaal ingediend, namelijk het
ontwerp van de Wet Vernieuwing hypothe
caire inschrijvingen 1964. Als deze Wet zal
zijn aanvaard moeten de vóór 1 juli 1948
op de Bewaringen van de Hypotheken en het
Kadaster teboekgestelde hypothecaire in
schrijvingen op onroerende goederen worden
vernieuwd. Om deze her-inschrijvingen van
het hypothecair verband te volvoeren, krijgen
de belanghebbenden (en dat zijn uiteraard in
de eerste plaats de schuldeisers) twee jaar de
tijd. Nadien worden de niet-hernieuwde hypo
thecaire inschrijvingen geacht niet meer te be
staan, met alle gevolgen van dien.
Want zoals de geïnteresseerde lezer wel
zal weten een verleende hypotheek moet,
wil deze van kracht zijn, ingeschreven zijn in
de daartoe bestemde openbare registers, die
berusten op de kantoren van de Bewaring van
de Hypotheken en het Kadaster. Dit feitelijk
gebod tot publikatie van de verleende hypo
theek op onroerende goederen is al heel oud;
ook in lang vervlogen eeuwen huldigde men
de mening dat belanghebbende derden zich
van de hypothecaire bezwaardheid van on
roerend goed op de hoogte moesten kunnen
stellen. En al behoeven we in dit verband niet
vele eeuwen hypotheekhistorie op te halen, we
zouden om dicht bij huis te blijven erop
kunnen wijzen, dat in het Wetboek van Na
poleon (dat in ons Koninkrijk nog een kwart
eeuw van kracht is geweest) ook al was be
paald dat in het algemeen wettelijke-, de ge-
rechtelijke- en de conventionele hypotheken
moesten worden ingeschreven in de registers
van de Bewaarder van de Hypotheken ten be
hoeve van hun rangregeling. Deze maatrege
len golden dus ook in ons Koninkrijk, aange
zien de Code Napoleon hier rechtskracht had
tot de invoerinq van het eiqen Burqerlijk Wet
boek in 1838.
Het zal begrijpelijk zijn dat bij de invoering
van dit Burgerlijk Wetboek er zorg voor ge
dragen moest worden dat ook de hypotheek
rechten uit het oude stelsel zoveel mogelijk
werden behouden. Want onder de Franse
wetgeving waren er bepaalde vormen van
hypotheek waarvoor de inschrijving in de
openbare registers niet nadrukkelijk was be
paald. Om dergelijke rechten veilig te stellen
werd in de overgangswet van 1829 bepaald,
dat dergelijke hypotheken binnen twee jaren
na de invoering van de eigen Nederlandse
wetgeving moesten worden ingeschreven in
de nieuwe hypotheekregisters.
Zolang „het Kadaster" nog niet klaar was,
konden uiteraard de objecten nog niet met een
voor altijd ondubbelzinnige aanduiding (de
kadastrale aanduiding) worden omschreven.
In 1832, toen de kadastrering van geheel Ne
derland een feit was geworden, stond men dus
voor de omstandigheid, dat facultatief deze
gemakkelijke kadastrale aanduiding wel kon
worden gebruikt, maar dat van een perceels
gewijze hypotheekadministratie nog lang geen
sprake was. Het nagaan van de bezwaardheid
van een bepaald perceel was haast onbegon
nen werk, ook al vanwege de in de inschrijvin
gen gebezigde vage perceelsomschrijvingen.