10 Alleen een notaris mag de hypotheekakte maken. Is ze gereed, dan gaat ze eerst voor het relaas van registratie naar de Inspecteur van de Registratie. Vandaar terug naar de notaris, in wiens notarieel archief de akte wordt neergelegd. Het afschrift ervan is de zogenaamde eerste „Grosse"; zo genoemd om dat het vroeger met grote letters werd ge schreven en misschien ook wel, omdat in de kop ervan met grote letters staat: In Naam der Koningin. Deze Grosse wordt aan de geld schieter ter hand gesteld en met behulp hier van kan deze crediteur zonodig zonder rech terlijke tussenkomst door een notaris het be zwaarde vast goed executoriaal doen ver kopen. Evenwel om geldig te zijn, moet de hypotheek worden ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers op de Bewaring der Hypo theken en van het Kadaster. Daartoe moesten tot 1 juli 1948 worden aangeboden twee bor derellen, d.w.z. gelijkluidende uittreksels van de hypotheekakte, waarvan de vormvoor schriften in het Burgerlijk Wetboek zijn vast gelegd. Zulk een borderel werd dan letterlijk overgeschreven in de hypotheekregisters, een monnikenwerk dat door zgn. bladschrijvers werd gedaan en dat per regel werd betaald. Misschien zijn er nog onder de lezers, die deze „monniken" bij hun dagelijks „penwerk" bezig zagen. Sedert 1 juli 1948 echter behoort dit 19eeeuws penwerk tot het verleden. Bij de Wet H 66 is nu het gebruik van bepaalde formulieren voorgeschreven, die de belanghebbenden zelf moeten doen invullen en ter inschrijving aan bieden. De inhoud van deze formulieren moet woordelijk overeenstemmen met de tegelijk aangeboden borderellen. Dit ter inschrijving aangeboden formulier wordt in de hypothe caire administratie opgenomen als een deel van het openbaar register. Vanaf het moment van de inschrijving leiden de hypotheek en de inschrijving een afzonder lijk leven. Het hypotheekrecht is een toe voegsel aan de schuld en vervalt: le als de schuld is betaald, 2e als crediteur en debiteur bijv. door vererving in één persoon worden verenigd of 3e als de crediteur de eigendom van het bewuste vast goed verkregen heeft. De doorhaling van de inschrijving is louter een administratieve maatregel. Meermalen staat een inschrijving nog open, hoewel de schuld allang betaald en vervallen is. Anderzijds is het mogelijk, dat een inschrij ving is doorgehaald, doch dat de toestemming tot deze doorhaling is verleend door iemand die daartoe niet bevoegd was. En al mag dan de Bewaarder der Hypotheken en van het Kadaster „lijdelijk" zijn, dat betekent in de praktijk niet, dat hij maar lijdelijk toeziet dat een onbevoegde tot doorhaling van een hypo thecaire inschrijving zijn toestemming geeft. Het belang immers van het grondkrediet brengt mede, dat de Bewaarder oppast, dat de juiste man de doorhaling vraagt. Wel kan de Bewaarder niet tot precisering dwingen, maar hij zet dikwijls bij gegronde twijfel op het relaas van doorhaling, dat hem van de bevoegdheid niet is gebleken, een aantekening intussen, die door latere geldschieters of eventuele kopers van het vast goed niet zo maar wordt genegeerd. Al met al betekent dit tevens, dat om zoals reeds opgemerkt werd de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen de originelen in te zien èn alle borderellen vanaf 1879 èn alle royements akten vanaf dat jaar moesten worden be waard, naast en behalve alle delen van het openbaar register van inschrijving. Nieuwste partiële vernieuwing Met dit alles voor ogen mag men zich ge lukkig prijzen, dat de Regering bij het Parle ment een ontwerp van Wet heeft ingediend, om te geraken tot vernieuwing van de hypo thecaire inschrijvingen. Zeer juist is er vanuit gegaan, dat dit een partiële vernieuwing zou moeten zijn. Al te zot zou het wezen, als ook de hypothecaire inschrijvingen van de laatste tien jaren zouden moeten worden vernieuwd. Immers daarvan kan men al ongezien aan nemen, dat het overgrote merendeel der in schrijvingen nog openstaat omdat de schuld nog niet is afgelost. Vernieuwing hiervan zou de geldschieters op grote onkosten komen te staan die voor de rechtszekerheid van hun vor deringen helemaal niet nodig zijn. Aange nomen wordt dat de gemiddelde hypotheek een looptijd heeft van een jaar of 15. Daarom is dan ook de datum van 1 juli 1948 gekozen, omdat wel vast staat, dat van de vóór die dag ingeschreven hypotheken nog slechts een heel gering percentage bestaat. Bovendien komt daar nog bij, dat indertijd op grond van de Wet H 66 een geheel nieuw soort van open baar register het daglicht zag op grond van de reeds gesignaleerde omstandigheid, dat van toen af niet meer letterlijk werd „inge schreven", maar ter inschrijving aangeboden formulieren deel werden van het openbaar register.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 8