v> 615 616 617 618 10683,42 10354,52 10034,85 9692,46 10678,75 10735,28 10792,03 10866,28 O 313,8766 0 150,0121 242,1597 89 O 242,1593 73 opgaven Opgave 24 Deze aan de praktijk ontleende opgave heeft vermoedelijk heel wat lezers zo niet aan het rekenen, maar dan toch wel aan het denken gezet. Alleen zij die de berekening van de coördinaten werkelijk hebben uitgevoerd be merkten dat er nog een bijzonderheidje aan het vraagstuk zat. Zij hebben hierbij wellicht aan een niet opgemerkte drukfout gedacht, maar dan hebben zij zich vergist. De zetter treft geen blaam; de verwisseling van twee cijfers in de abscis van T was opzettelijk aan gebracht. In het praktijkgeval kwam ook een afwijking in de abscis van T voor, alleen was het daarbij niet zo eenvoudig een conclusie te durven trekken. Nu het vraagstuk zelve. We beginnen met het berekenen van de on bekende zijden van 619 618 B. De sluitterm op de som van de drie gemeten hoe ken bedraagt 164 dmgr; de kleinste hoek geven we de correctie +54 dmgr en de andere +55 dmgr. Vervolgens stellen we met behulp van de sinusregel de lengten van de onbe kende zijden vast. Van T 616 A zijn twee hoeken bekend; de derde hoek vin den we als resthoek. Nadat ook deze onbe kende zijden zijn bepaald, controleren we beide berekeningen met c a cos b cos u. Hierna volgt de bepaling van de argumenten van 614 naar P en Q en 619 naar R en 5, waarna we als volgt de oriëntering van de ge meten richtingen in beide punten afleiden. op 614 naar P Q 313,8779 365,0220 0 51.1466 ip a 313,8779 54 Voor de argumentsbepaling van de veelhoek zijn deze twee oriënteringen begin- en eind- argument, waarbij als hoeken respectievelijk optreden 190,5136 gr en 267,3399 gr. We vin den fp 34 dmgr, over de hoeken als volgt verdeeld 5, 6, 6, 6, 6, 5. Argu ment 616 T leiden we af zowel uit 616 615alsuit616 617 en nemen het ge middelde van beide uitkomsten (149,9869). Bij de berekening van de coördinaten van 615 en 616 constateren we bij de abscissen een sluitterm van ca. 90 m. Na verwisseling van de cijfers 2 en 3 in de abscis van T blijft over [x +5 cm en bij de ordinaatberekening vinden we fu +9 cm. De berekening van 617 en 618 geeft vervolgens fx +4 cm en fu -4 cm. De veronderstelling van de ver wisseling van twee cijfers in de abscis van T blijkt dus wel juist te zijn. De gevraagde coördinaten zijn: Goede oplossingen ontvingen we van de heren J. Elmans, P. Groenewoud, C. M. Grooten- dorst, R. C. J. Kaper, J. A. Kempers, G. J. v. Lambalgen, J. Oberman, O. Platje, G. J. Rin- sema, A. v. d. Steur, J. de Stigter, J. Streicher, J. G. v. Ulsen en T. Wagenveld. op 619 naar R S 242,1597 392,1710

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 21