76
GRONDEIGENDOM IN SYRIË
In een overwegend agrarisch land als
Syrië is het vraagstuk van de verhouding van
de boer tot zijn grond van essentieel belang.
Het gaat daarbij om vorm en aard van de
grondeigendom, om de pachtverhoudingen en
om de bedrijfsgrootte. Men kan in Syrië on
derscheiden volledige eigendom, gedeeltelijke
eigendom (met schuld), belaste eigendom en
eigendom op grond van onbepaalde, onvol-
volledige titels (als de gronden in Turkije
liggen, worden Ottomaanse titels niet meer
erkend)
De landeigenaars, vooral de grote, laten hun
grond veelal bewerken door deelbouwers. De
deelbouwer ontvangt meestal werktuigen,
zaaigoed en werkkapitaal van de landheer en
werkt onder diens leiding. Levert de deelbou
wer niet meer dan de arbeid van hemzelf en
familie, dan is hij in dezen niet veel meer dan
landarbeider. In het algemeen is de deelbou
wer meer afhankelijk van de landheer dan de
pachter, die in verschillende opzichten door
de wet wordt beschermd (in regen-afhanke
lijke gebieden krijgt de deelbouwer als regel
30 van de oogst; hij krijgt 70 als hij
zelf voor zijn werkkapitaal zorgt).
Evenals in andere landen van het Midden-
Oosten heerst er in het algemeen bij gebrek
aan alomvattende officiële registers een grote
onzekerheid t.a.v. de eigendomstitels. Verre
weg het grootste deel van de grond behoort
ongetwijfeld aan de Staat omdat het woeste
grond is en alle „dode land'' in theorie aan de
Staat behoort. In het verleden viel deze
staatseigendom uiteen in „staatsdomein" en
„mawat" dood land); voor mawat ont
braken dan de titels.
Onder het staatsdomein valt 1.417.571 ha
bebouwbaar land, waarvan 551.473 ha is uit
gegeven. Daarnaast is uiteraard veel bebouw
baar land in particuliere eigendom, want tot
1952 was het mogelijk land gratis in eigen
dom te verkrijgen door louter ongestoord be
zit gedurende 10 jaren en tegen een zekere
betaling bij kortere bezitsduur. In 1952 echter
werd alle mawat tot staatsdomein verklaard
en dus alleen tegen betaling bebouwbaar.
Voorts werd voor de verkrijging van rechten
een limiet gesteld van 200 ha per lid van de
klein-familie, bewerker van de grond.
Behalve het staatsdomein kennen we nog de
traditionele eigendomsvormen als m u 1 k (ab
solute eigendom; zeldzaam), matroekah
(land bestemd voor openbare doeleinden),
w a q f (bezit van religieuze instellingen)Het
woord betekent „in de dode hand brengen"
o.i.d. De zaken welke tot „waqf" of „habous"
kunnen worden verklaard, zullen in de eerste
plaats onroerende goederen zijn. Het „waqf "-
systeem is zeer belangrijk. In Egypte en
trouwens ook elders bestaat ervoor een af
zonderlijk ministerie. Bij de agrarische wet
van 1952 werd in Egypte aan het grootgrond
bezit een einde gemaakt. Het maximum-
grondbezit is 200 feddaan of ca. 84 ha,
amiri (het meeste land is amiri, een soort
erfpachtsgrond) en m u c h a'a (de gemeen
schappelijke dorpsgrond, bebouwd door in
dividuele families, onder welke het periodiek
wordt herverdeeld. Dit mucha'a-land is gelei
delijk definitief verdeeld en omgezet in par
ticuliere eigendom, terwijl een kadastrale
dienst reeds decennia bezig is met de om
grenzing van percelen en het registreren van
de rechten er op. Deze arbeid is het verst
gevorderd in Aleppo, Hama en Homs, waar
het groot-grondbezit vooral werd gevonden).
In het grote werk ,,De wereld waarin wij
wonen en werken", deel II, uitgegeven in
1960 door de uitgeversmaatschappij W. de
Haan N.V. te Zeist, worden over deze zaken
vele bijzonderheden vermeld.
JAARVERSLAG OVER 1963 VAN
DE KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE
HEIDEMAATSCHAPPIJ
De gebruikelijke jaarstukken gaan vergezeld
van een verslag over de lotgevallen van de
K.N.H.M. in 1963, een verslag van de Direc
tie, alsmede van een beschouwing over het
verband tussen stadsuitbreiding, landbouw en
recreatie.
In 1963 werd het 75-jarig bestaan van de
N.H.M. gevierd, waarbij het predikaat Ko
ninklijke werd verleend. Een uitstekend beeld
van de jubileumviering werd gegeven in de
april-aflevering van het Tijdschrift van de
K.N.H.M., onder de titel: Plakboek van een
feest.