het schrift door de eeuwen heen
59
1 50000 ging tekenen. Dit betekende natuur
lijk grote tijdwinst, als men bedenkt dat een
graveur (de beste verdiende bv. in 1844 een
traktement van 1460,twee jaren nodig
had om 1 vol stafblad te graveren. En er
waren 62 bladen en slechts enkele graveurs!
Tot besluit van dit artikel, dat dus in feite
de eerste 50 jaar van de werkzaamheden be
handelt, wil ik nog een enkel woord zeggen
over de latere organisatie. Het Topografisch
Bureau zoals dat in 1841 bestond, kreeg in
1868 de naam Topografische Inrichting. Zo
wel de Militaire Verkenningen als de Topo
grafische Inrichting, die beide tot 1932
onder die namen zelfstandig bleven bestaan,
stonden rechtstreeks onder de bevelen van
de Generale Staf.
In 1932, bij de totale reorganisatie, waarbij de
resultaten van de Rijksdriehoeksmeting als
grondslag van de kaart gingen dienen, en
waarbij het gebruik van de kadasterplans
praktisch tot het verleden gingen behoren en
bovendien de fotogrammetrische kaart haar
intrede deed, werden beide Bureaus ver
enigd onder de naam: TOPOGRAFISCHE
DIENST.
Geraadpleegde literatuur:
Ministerie van Oorlog: Meetkundige Beschrijving van
het Koninkrijk der Nederlanden.
Topografisch Bureau: Jaarverslag 1844.
J. H. Bramlage: Hoe de Topografische kaart tot stand
komt. Tijdschrift van het K.N.A.G. Jaargang 1950.
J. van Roon: De officiële Kartografie van Nederland
in de jaren 1798 1864.
Tijdschrift van het K.N.A.G. Jaargang 1928.
door f. C. W. Brouwer, tekenaar van het kadaster te Middelburg
De kaarten die bij het kadaster in gebruik
zijn of waren, zijn beschreven met de meest
uiteenlopende lettertypes. Vooral bij de ka
dastrale minuutplans welke vervaardigd zijn
bij de oprichting van het kadaster, valt het
schrift het meeste op. Logischerwijze zullen
degenen die met deze oude kaarten in aan
raking komen zich wel eens afgevraagd heb
ben hoe deze schriftsoorten ontstaan zijn. Dit
artikel beoogt daarom een overzicht te geven
van het ontstaan en de ontwikkeling van het
schrift en de schriftdrager door de eeuwen
heen.
Prehistorie
In de oertijd was de spraak het middel om
kennis van de een aan de ander over te dra
gen. Dit beperkte zich dus tot tijdgenoten. De
wetenschap van het voorgeslacht bleef slechts
bewaard door het geheugen. Dit was echter
een zeer beperkt medium zodat veel van die
wetenschap verloren ging of vertroebelde.
Een latijns gezegde Verba volant, scripta
manent (woorden vervliegen, het geschrevene
blijft) gold toen nog als een vrome wens.
Naarmate de mensen zich meer ontwikkelden,
ontstond er dan ook een drang naar „schrift",
een middel om het gesproken woord vast te
leggen. He afbeelden van voorwerpen is zo
oud als het menselijk geslacht. De prehis
torische mens kraste in een rots vaak instruc
tieve voorstellingen, zoals ons bekend is van
rotstekeningen in Frankrijk, Noorwegen,
Nieuw-Guinea, Kreta enz. In het kind dat op
stoepen en gebouwen zijn naïeve tekeningen
schept vinden we nog iets terug van de oer
mens. Het primitieve begin zien we tegen
woordig nog bij de Papoea's en de Vuurlan-
ders. Als de ene mens de ander had gedood
dan tekende men een menselijke gedaante op
de grond uitgestrekt en daarnaast een recht
opstaande mens met een wapen in de hand.
Het uittekenen van wat er gebeurd was ging
dus aan het optekenen vooraf, en het prille
begin van de schrijfkunst is dus de teken
kunst.
Voordat men werkelijk van schrift kon spre
ken zijn er vele eeuwen voorbij gegleden. Het
is dus niet ontstaan uit een gericht onderzoek
door een geleerde maar geleidelijk geëvo
lueerd.