heeft (coördinatena en waarnaar we de oorsprong door translatie kunnen verplaatsen. De vergelijking wordt dan: 2 (x a)* - 3 (x a) (y 3 (y /3)3 x a-7(y+lï)+ 1 =0 2 x" 3 xy 3 y3 (4 a 3 1x 3 a +6 ji 7) y +2 a3 3 a/3 3 /33 a 7/3 1=0 De coëfficiënten van x en y moeten nu nul zijn 4« 3/5 1 0 3 a +6/3 —7 0 5 a 5 a 1 De vergelijking luidt nu2x8-3 xy 3 y3 y 0of: 6x3 9xy 9y313 0. We draaien nu het assenstel over een hoek y zo dat de x-as samenvalt met één der assen van de ellips. 6 (x cos rp y sin y)2 9 (x cos y y sin rp) (x sin <p y cos rp) 9 (x sin rp y cos rp)2 13 (6 cos3 y 9 sin rp cos rp 9 sin3 y) x3 (6 sin3 y 9 sin y cos y 9 cos3 y) y3 (6 sin y cos y 9 cos3 y 9 sin3 y) xy 13 (A) De coëfficiënt van xy moet nu nul zijn: 3 sin3 y 2 sin y cos y 3 cos3 y 0 sin 2 y 3 (cos3 y sin3 y) sin 2 y 3 cos 2 y tg 2 y 3 2 y kan in het eerste of derde kwadrant liggen, dus y in het eerste, resp. tweede kwadrant (met een verschil van 90° tussen de twee y's). Zou de ene y de x-as doen samenvallen met de grote (kleine) as, dan zou de andere y de y-as doen samenvallen met de kleine (grote) as. Omdat beide gevallen zijn toegestaan, kiezen we y en daarmede ook 2 y in het eerste kwadrant. Aan de middelpuntsvergelijking die we tenslotte zullen vinden, kunnen we zien of a b (x-as valt samen met de grote as), dan wel a b (x-as valt samen met de kleine as). Uit tg 2 y 3 volgt sec3 2 y 10, dus cos 2 rp - en hieruit sin 2 y HO 110 2 sin y cos y sin 2 y 2 cos2 y 1 cos 2 y 2 sin3 y 1 cos 2 y. De vergelijking (A) wordt dus: 9 9 9 (3 3 cos 2 y sin 2 y - cos 2 y) x3 (3 3 cos 2 y sin 2 y 2 cos 2 rp) y3 13 27 6 - 9 I10 >10 10 x3 6- 6 27 -r 9 9 y2 26 110 110 110' (15—3 110) xs (15 3 I 10) y2 26 Hieruit volqen: a 1/ r 15 26 15 31 10 en b 26 a b, dus de x-as valt 15 +3110 samen met de grote as. Hogere wiskunde 1. Stel de som van hoogte en omtrek is p, dus h 2 x r p, waaruit volgt h p 2 nr. Inhoud x r2h n pr3 2 x3r!. Dus f (r) pr3 2 x rs moet maximaal zijn. f'(r) 2pr6xr3 0 3 nr p P L__ 2 x pp 2 xp h~p~-3^r -3- f(r) 2p 12 x r 2p 4p 0, er is dus een maximum. Uit inh. x r~/i volgt, dat deze zo groot mogelijk is als r en h zo groot mogelijk zijn, dus als P en zo groot mogelijk zijn. Voor 3x3 p moeten we dus 150 cm nemen. Dan is r=- cm en n 50 cm. 97 3 x 50 L

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 17