86
De op deze wijze ontstane kaarten vormen de
grondslag van het kadastrale kaartenarchief,
een archief waarmee indertijd een billijke ver
deling van de grondbelasting zeer wel moge
lijk was, maar dat momenteel nog voor 80
van de oppervlakte van ons land moet dienen
voor de bijhoudingsdienst.
Voor een nog betere beoordeling van de mi-
nuutplans is het belangrijk nog enkele feiten
te memoreren. Zoals reeds gezegd was een
I.V. de man die de meting moest verifiëren.
In het bijzijn van de landmeter zette deze een
lange meetlijn uit over het terrein om daaraan
de snijdingen van perceelgrenzen e.d. te no
teren. Deze meetlijn werd op de getekende
kaart in rood overgebracht en met de meet
cijfers vergeleken. Fouten moesten op kosten
van de landmeter worden verbeterd. De oor
spronkelijke landmeter werd nl. per perceel
èn per oppervlakte betaald. Gemiddeld was dit
per perceel 25 centimes en per hectare één
franc. Hiervan moest deze landmeter echter
ook betalen zijn aangenomen landmeter
2e klasse en zijn „veldassistenten". De land
meter M. de Vos, aan wie een en ander is
ontleend, zegt dan ook in zijn in 1902 ver
schenen boek ,,H et Kadaste r": Ge
rekend naar hun bezoldiging mag men echter
zeggen, dat zij voor weinig geld veel hebben
geleverd".
Belangrijk is nog te vertellen wat er verder
gebeurde. Wanneer de plans klaar waren gin
gen ze van de landmeter naar de I.V. Deze had
allereerst tot taak de oppervlakte van de per
celen te bepalen. Dit geschiedde geheel uit de
ontvangen kaart. Het veldwerk werd niet in
geleverd maar bleef bij de landmeter. Per
soonlijk heb ik eens minuutveldwerk op de
zolder bij een bakker gevonden, die een nazaat
van zo'n landmeter bleek te zijn.
De registers van deze berekening (uitgevoerd
door aan het bureau van de I.V. verbonden
rekenaars) zijn op de meeste kantoren nog wel
aanwezig en worden nog vrij dikwijls geraad
pleegd. Zij geven bijv. nog wel eens een aan
wijzing over de perceelsvorming, bijv. als deze
door een vergeten bijpijling dubieus is. De
nauwkeurigheid waarmee dit werk is verricht,
is niet zo groot. Uitpassingen werden meestal
verricht in volle meters, hetgeen vooral voor
kleine percelen nogal globaal is.
De tekenaars van het bureau van de I.V. had
den tot taak drie kopieën van de plans te ver
vaardigen alsmede de zg. verzamelkaart.
Hierna werd door het Bestuur der Belas
tingen" begonnen aan het „schattingswerk"
ten behoeve van de heffing van de grond
belasting, m.a.w. de zg. belastbare opbrengst
werd bepaald (geschat). In het kader van dit
artikel is het niet de bedoeling de methodiek
van deze belastingheffing te bespreken, vooral
niet nu dit zeer verouderde systeem binnen
kort gaat verdwijnen.
Reeds tijdens de metingen werd men gecon
fronteerd met perceelswijzigingen door eigen
domsverandering, waardoor vermeerdering
van het aantal percelen moest plaatsvinden,
die een verstoring betekende van de nume
rieke volgorde van de perceelnummers. Men
vond dit niet toelaatbaar en vernummerde na
zo'n splitsing alle volgende nummers in rode
inkt. Een andere oplossing vond men in de
toepassing van a en b nummers, bijv. 35 werd
gesplitst in 35a en 35b. Voor een vergeten
nummer gebruikte men ook wel bis-nummers
zoals bijv. 1056''s.
Vorenstaande notities geven dus een verkla
ring van de betekenis van de meeste voor
komende aanduidingen op de kadastrale „mi
nuutplans".
Na de invoering begreep men al spoedig dat
een bijhoudingsdienst moest worden ge
creëerd: reeds op 23 oktober 1832 werden bij
verordening hiervoor voorschriften vastge
steld. Spoedig zou blijken tot welke wonder
lijke consequenties dit zou leiden.
We komen hiermede aan de start van het
tegenwoordige bijhoudingskadaster en we
mogen gerust vaststellen dat het niet alleen
moeizaam van de grond kwam, maar dat van
af dat ogenblik eigenlijk een voortdurende
worsteling om en met het kaartarchief is be
gonnen, een gevecht dat voor een belangrijk
deel in een debacle is geëindigd.
Over het verloop van deze ontwikkeling en
strijd gaarne in een volgend artikel.
(wordt vervolgd)