De gebruikswaarde van het kadastrale kaartarchief (II) 114 In het nu, wat worden zal (Bildtrdijk) door G. A. B. Frinking, chef de bureau van de landmeetkundige dienst van het kadaster te Eindhoven De vorige maal beschreven we de totstand koming van de minuutplans als uitgangspunt, als basis of als men wil als het fundament van het kadastrale kaartarchief. We hebben ge zien dat de betekenis van dit archief uitslui tend gezien moet worden als hulpmiddel voor de bepaling van een billijke verdeling van de grondbelasting en dat het geen enkele preten tie had ten aanzien van planologische eisen, waarvoor het niet was opgezet. Deze situatie werd als het ware nog beklemtoond doordat de minuutplans werden .bevroren", dat wil zeggen er mocht na de invoering geen enkele verandering meer worden aangebracht, terwijl eventuele perceelswijzigingen moesten wor den toegepast op kopieën. Hier begint reeds de zeer merkwaardige toe stand dat op het tijdstip van de invoering van het Kadaster zijn kaartarchief als zodanig had afgedaan en werd vervangen eerst aarzelend, later rigoureus door kopieën: een administratief gebouw op een (primitief) landmeetkundig fundament, een situatie die we in latere jaren steeds weer terugvinden. Het is boeiend om na te gaan hoe en door wie dit werd bewerkstelligd. 1) Na 1832 was het volgende voorgeschre ven: Wanneer een perceel voor de eerste maal veranderde werd het nummer op het minuut plan rood onderstreept. Dit perceel had hier mede afgedaan als gekaarteerd perceel en was zijn geschiedenis als eerste kopie in een lagere rangorde van nauwkeurigheid begon nen. Het werd nl. door kopiëring overge bracht op een vel papier van gelijke grootte als het minuutplan (planformaat). Vermoe delijk werden de nieuwe lijnen in een te wijzi gen perceel op deze eerste z.g. „bijbladen" aangebracht door kaartering. Kwam hetzelfde perceel weer „in aanraking", d.w.z. moest er weer een wijziging door verkoop b.v. plaats vinden dan volgde dezelfde procedure, m.a.w. er werd een tweede bijblad aangelegd. En zo, vervolgens: bij iedere nieuwe wijziging kwam er een bijblad bij. Maar niet alleen bij het minuutplan, maar ook bij zijn drie kopieën (waaronder nette-en veldplan). Alleen de ge meenteplan-kopie kon worden „bijgewerkt". Ieder perceel dat voor de eerste maal ver anderde werd op het eerste bijblad bijge- kopieerd, iedere tweede verandering van een perceel kwam op het bijblad twee en zo ver volgens. De laatste toestand van een perceel dat twintig maal was veranderd kon men dus vinden op het twintigste bijblad van het be treffende minuutplan. 2) Reeds in 1835 werden de voorschriften gewijzigd: voortaan moest het 7e bijblad wor den aangevuld met alle op de voorgaande zes voorkomende veranderingen (2e kopie). Dit 7e bijblad werd „bevroren" en vanuit deze toestand werd weer een eerste, tweede, derde enz. bijblad ingevoerd, totdat men weer aan de 7e 14e) toe was, waarop dan weer alle voorgaande gevormde percelen moesten worden verzameld (3e kopie). Dit moest zo doorgaan tot 21, 28 en meer bijbladen bij één plan, die alle bewaard moesten worden. Voor de z.g. zakatlassen (veldplans) werden de bij bladen afgeschaft; deze konden voortaan, evenals de gemeenteplans, worden bijgewerkt. Nog in datzelfde jaar werd bepaald dat we gens het gering aantal landmeters deze laatste bijwerking door de gemeenten zelf moest ge schieden. Men bedenke wel dat de bijwerking door de landmeters werd uitgevoerd: teke naars waren er toen alleen op de bureaus van de Ingenieurs-Verificateur. 3) In 1838 werden ook de bijbladen beho rende bij de netteplans afgeschaft en werd voorgeschreven dat voortaan van alle veran derde percelen vanaf de minuuttoestand „schetsen" moesten worden opgemaakt, schets matige situaties waarop aangegeven de oor spronkelijke én de nieuwe toestand. 4) Dit ging zo door tot 1844. Er waren toen naar schatting 60 a 70.000 bijbladen vervaar digd van volgens Vos 16 a 17.000 minuut plans en men begreep dat er iets moest ge beuren. Bepaald werd dat alle veranderingen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 10