115
voortaan op één bijblad moesten worden aan
gebracht: het tijdperk van het z.g. eilanden
bijblad was aangebroken, d.w.z. alleen alle
veranderde minuutpercelen werden er op ge
kopieerd en waren als eilanden in het kaart-
vlak, zonder onderling verband. Voor het
kaartverband konden de ruitlijnen dienen.
Voor de practici behoeft het nauwelijks be
toog dat deze methode spoedig moest vast
lopen: het telkens weer opnieuw overbrengen
van enkele percelen via een hulpkaart op het
eilandenbijblad en via tweemaal kopiëren op
een (soms donkere) daglichtspiegel moest wel
spoedig grote verschillen opleveren. Reeds in
1870 spreekt men van oude kaarten die onre
gelmatig zijn gekrompen, niet meer vlak lig
gen en weinig licht doorlaten op de soms
weinig lichtsterke daglichtspiegels. En hoe
was het gesteld met de ogen en de brillen
van onze overgrootvaders? Hoe het zij:
5) In 1870 kwam er een eind aan het eilan
denbijblad door het voorschrift: het gehele
bijblad in grijze inkt als kopie van het minuut
plan, met dien verstande, dat de reeds ver
anderde percelen door herkaartering of met
behulp van de aanwezige schetsen en hulp-
kaarten in zwarte inkt moesten worden gezet.
Hierbij kwam men (weer) niet op de gedachte
het oorspronkelijke en gekaarteerde minuut
plan als basis en werkplan te gebruiken, maar
een kopie daarvan. Merkwaardig en zeer jam
mer is ook dat dc gehele omtrek van de ver
anderde percelen in zwarte inkt moest wor
den gezet. Had men alleen de nieuwe lijnen
in zwart aangegeven, dan gaf het bijblad tot
aan de dag van vandaag een duidelijk (grijs)
overzicht van de minuutgrenzen, althans op
die kantoren waar ook deze grijze bijbladen
niet weer zijn vervangen door nieuwe kopieën
(waarover later). Hoe het zij: de bijbladver
nieuwing werd krachtig aangepakt op speciale
bijbladenbureaus en uitgevoerd door land
meters en tekenaars met ervaring. De toen
malige vernieuwing bestond hieruit, dat het
nieuwe bijblad werd opgebouwd uit een kopie
van het minuutplan en dat hierin met behulp
van het veldwerk, maar ook van de z.g. schet
sen en hulpkaarten de nieuwe inmiddels ont
stane grenzen werden aangebracht.
Het is duidelijk dat het resultaat van dit
procédé afhankelijk was van de beschikbare
gegevens zoals de toestand van het minuut
plan, schetsen, hulpkaarten en latere, veelal
summiere, bijmetingen, maar in niet mindere
mate van de nauwkeurigheid van de vernieu
wer, die het minuutplan moest kopiëren en
daarna moest proberen met genoemde gege-
vens een zo goed mogelijk resultaat te ver
krijgen. Dit passen en meten-werk kon alleen
met succes worden uitgevoerd door ervaren
krachten.
Ruim dertig jaar later klaagt landmeter M. dc
Vos in zijn eerder genoemd boek dat er nog
maar een gedeelte van de gemeenten is be
handeld, .terwijl in de nog niet behandelde
gemeenten nog steeds, ten koste van veel
ongerief, tijdverlies en mindere nauwkeurig
heid met het gebrekkige materieel wordt
voortgewerkt
Het is opvallend hoe spoedig men de betrek
kelijke nauwkeurigheid van het kaartmateriaal
reeds vaststelde. In de memorie van toelich
ting op de Staatsbegroting van het dienstjaar
1864, dus nauwelijks met de opbouw begon
nen, kon men lezen dat er „van tijd tot tijd
behoefte bestond tot hermeten". Interessant is
ook en deze situatie komt ons niet onbe
kend voor dat er een voortdurende strijd
is gevoerd tussen vóór- en tegenstanders van
hermetingen. Een man met progressieve
ideeën op dit gebied was wel I. Boer Hzn., dc
Jules Verne van het Kadaster, waarover men
in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeet
kunde 1963/5 een levendige bijdrage kan
lezen van de hand van Ir. E. Muller. Onzer
zijds memoreren wij alleen de proef Dieren,
waarschijnlijk de eerste efficiënt gerichte
kadastrale hermeting. Dat was in 1918.
Het jaar 1918 was in velerlei opzicht een
merkwaardig jaar. Wereldoorlog I had vier
lange jaren gewoed over Europa en liep ten
einde. Een culturele stroming als het expres
sionisme brak los en manifesteerde zich als
teken aan de wand in de beeldende kunst.
Het zich bewust worden van nieuwe uitdruk
kingsmogelijkheden vond ook zijn neerslag in
het fenomeen film, waarvan ,,Das Kabinett
von Dr. Caligari" van Robert Wiene met zijn
gedeformeerde achtergronden velen nog in
het geheugen zal liggen. In Nederland ver
langde men de realisering van reeds lang be
geerde sociale hervormingen. Vrouwenkies
recht, ouderdomsuitkering en achturige werk
dag werden onder druk van de revolutie
dreiging in korte tijd werkelijkheid. Met een
zucht van verlichting werd op 11 november
de wapenstilstand gesloten, drie maanden na
het ,,in werking treden" van een nieuwe „Al
gemene instructie voor de ambtenaren van het
Kadaster" (I.K.). Kunnen wij het gevoel van
onbehagen, wat het Nederlandse volk in de
voorgaande jaren van verwarring ongetwij
feld heeft doorgemaakt, in dit werkstuk terug
vinden? Zeker is dat deze periode uitermate