117 anderen studeerden na 3 jaar af en slaagden op enkelen na voor landmeter. Voor mij ligt een krant van 27 januari 1923, waar ik de namen lees van de eerste twaalf geslaagden van de driejarige Wageningse cursus, waarvan vier met lof (P. van Een denburg, F. Harkink, F. Ilsen en W. van Riessen). Al met al een revolutionaire ont wikkeling van de landmetersopleiding, die hierdoor meer gericht was geworden en op niveau gebracht. Hield de tekenaarsopleiding hiermede gelijke tred? Helaas was daar geen sprake van, met als gevolg dat de landmeter ondanks zijn betere opleiding nog steeds tekenaarswerk zaamheden moest verrichten. Degene die tekenaar wilde worden, moest zelf voor zijn opleiding zorgen, die kon plaatsvinden op de kantoren, als hij voor geld en goede woorden een landmeter kon vinden die zich ermee wil de belasten. Het was een geheel particuliere aangelegenheid: de adspirant-tekenaar had geen enkele binding met het Rijk, noch nam het Rijk enige verplichting op zich tegen over de kandidaat, ook niet na een eventueel slagen voor het examen. Zo kon het gebeu ren, dat er in 1922 van de 43 kandidaten twaalf adspirant-tekenaars slaagden, waar van er drie direct werden aangesteld en de anderen enige jaren benoembaar bleven, in dien zij (zonder salaris) bij het kadaster werkzaam bleven. Op 1 november 1925 werd de laatste aangesteld op een aanvangssalaris, dat na 1922 met 800,was verminderd. Deze controverse tussen beide opleidingen was er de oorzaak van dat het werk van de landmeter nog lang op twee gedachten zou hinken: de landmeter moet buiten zijn en meten, maar hij kan ook binnen niet gemist worden; een dualisme dat trouwens tot op de huidige dag zijn neerslag vindt in het kaartarchief, zoals we zullen zien. Voorlopig ging men door de jongeman die landmeter wilde worden, een „contract aan te bieden" van 1000,— per jaar en hij die 'tekenaar wilde worden in de „gelegenheid" te stellen examen te doen als hij zelf zijn op leiding wilde betalen. Het is geen wonder dat deze discriminatie eigenaardige gevolgen had. Men kreeg zo langzamerhand land meters, die ondanks een meer wetenschappe lijke opleiding, praktisch schrijf- en teken werk moesten doen, maar daartegen veel minder waren opgewassen dan hun voorgan gers: de praktijklandmeters. In deze situatie is het verklaarbaar dat, toen de Wageningse groep landmeters groot genoeg werd om in vloed uit te oefenen, de aktie van „De Ver- eeniging van Teekenaars van het Kadaster en der Domeinen" om tekenaars meetwerk- zaamheden te doen verrichten, succes kon hebben. Op 16 maart 1931 werden de col lega's A, Valk en J, Pieterson bij keuze ge plaatst bij de eerste „meetproef" en belast met terrein-meetwerkzaamheden. Historische figuren, die zoals we reeds in het begin betoogden thans vertegen woordigers zijn van een belangrijk stadium in de ontwikkeling van de personeelsforma tie. Het bleek de eerste stap te zijn op de weg naar de middelbare rang, die het vacuüm moest opvullen wat bezig was te ontstaan tussen de langzamerhand meer gericht we tenschappelijk gevormde landmeter en de als autodidact gevormde tekenaar. "We kunnen deze ontwikkeling niet zien zon der daarbij de maatschappelijke situatie te betrekken: het een is het gevolg van het ander. De financiële toestand in ons land werd na de zuinige jaren veel gunstiger, mid- dengrote gemeenten als Groningen, Eind hoven, keken naar de toekomst. Progressieve praktijk-landmeters, als Jonas en XV. F. Stoorvogel, grepen hun kans en be gonnen in samenwerking met de gemeente aan een hermeting van deze steden. Achteraf is het dan ook niet vreemd, dat er onder de groep tekenaars een zekere onrust ontstond waaruit in samenwerking met de heer F. Harkink een cursus resulteerde, be doeld om het ontwikkelingspeil op te voeren. Dat was in 1935. Maar ook onder het corps landmeters heerste nog geen rust, want in datzelfde jaar werd de Wageningse Landbouwhogeschool ver ruild voor de Technische Hogeschool te Delft. Nog geen volledige ingenieurs-oplei ding weliswaar (het bleef een driejarige cur sus), maar wel de grondslag ervoor. De af gestudeerden waren nu civiel-landmeter en niet aan het Kadaster gebonden. Wellicht heeft deze ontwikkeling de stoot gegeven nu ook de opleiding van de teke naar te regelen. Zo kon het gebeuren dat terwijl de eerste civiel-landmeters de ka dastrale praktijk in gingen nagenoeg te gelijkertijd, en wel op 1 april 1939, de gecen traliseerde tekenaarsopleiding aan het C.T.O. met 44 leerlingen een feit werd. Eén van de leraren was de genoemde heer Harkink. Een jaar later brak Wereldoorlog II uit. Tot nu toe was er nog weinig veranderd in soort of methode van het werk. Landmeters waren nog steeds gedeeltelijk bureau-men-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1965 | | pagina 13