118
sen: zij werkten bijbladen bij en maakten sta
ten 75 op: tekenaars werkten de andere plans
bij en maakten eveneens staten. Volgens
onze herinnering lijkt het of de vier oorlogs
jaren, jaren zijn geweest van stilstand. Er
werd weinig gemeten en veel ondergedoken.
Hoe het zij: de directie zat niet helemaal stil,
want in 1944 verscheen er een uitvoerige
aanschrijving, die getuigde van een geheel
nieuwe visie. Men vroeg namelijk een volle
dige opgave van omvang en waarde van het
kaartarchief, uit te drukken in een 12-tal ru
brieken, zoals nauwkeurigheidsgebied vol
gens H.T.W., kartografische hoedanigheid
en hermetingsmogelijkheden.
Hiermede kreeg men centraal een inzicht in
de toestand van het kaartmateriaal en een
overzicht van bijv. de gedane hermetingen en
de urgentie voor de toekomst, maar ook voor
de kantoren zijn het waardevolle gegevens,
althans voorzover deze er gebruik van weten
te maken.
Na de oorlog kwam de kadaster-machine
weer langzaam op gang en het was voor niet-
ingewijden dan ook een verrassing toen in
1948 Prof. f. M. Tienstra dc studie voor geo
detisch ingenieur publiek maakte, waarmede
duidelijk een einde was gekomen aan het tijd
perk van de tweeslachtige landmeter-figuur
van wetenschappelijke handwerker. Voor
taan een wetenschappelijk gevormde land
meetkundige, die het buitenhandwerk kan
overlaten aan de middelbare kracht, door
zijn status opgeroepen, en het kantoorhand-
werk aan het bureaupersoneel. Deze situatie
bracht belangrijke consequenties met zich
mee, hetgeen aanstonds bleek toen in 1952
de eerste geodetische ingenieur door dc
ouderen nog met gemengde gevoelens werd
ontvangen. Men leze hiervoor het verbijste
rende rapport over de „Personeelsformatie
van de Landmeetkundige Dienst van het Ka
daster", dat een jaar later verscheen, maar
eens op na.
Het waren de eerste landmeters, die niet voor
kantoorwerk waren opgeleid. Het kon nu
niet langer uitblijven dat het vacuüm nu
zeer duidelijk geaccentueerd -alweer moest
worden opgevuld, ondanks het zojuist ge
noemde rapport. Zo ontstond in 1953 en
1954 de dubbele opleiding voor technisch
ambtenaar zoals we die thans kennen, name
lijk enerzijds uit de dienst en daarnaast via
de H.T.S. te Utrecht.
Alle werkers, die we in het bovenstaande aan
onze ogen voorbij hebben laten trekken, heb
ben hun aandeel gehad in de totstandkoming
van het huidige kaartarchief. Het zal niet mo
gelijk zijn de waarde van dit archief te be
oordelen, als we niets weten van zijn ont
staansgeschiedenis.
Over de soorten plans die daarvan het ge
volg waren gaarne in een slotartikel.
Wenselijkheid van instelling van een Vak
diploma voor Meetassistenten en van Hulp
bij studie voor Landmeetkundige diploma's
Enige jaren geleden werd door een daartoe
door de Vereniging van Landmeetkundigen
ingestelde studiecommissie een rapport uitge
bracht, waarin de wenselijkheid werd uitge
sproken een vakdiploma voor Meetassistenten
in te stellen en richtlijnen werden gegeven
met betrekking tot de aan de opleiding te stel
len eisen. Teneinde een uitspraak op een bre
der niveau over dit onderwerp te verkrijgen
werd dit rapport in handen gesteld van de
Stichting Nederlands Genootschap voor
Landmeetkunde. Door het bestuur van het
N.G.L. stelde een commissie ter bestudering
van deze materie in, bestaande uit de heren
G. Dicfenbach, T. Schoffelmeer en E. Schrik-
kema Ing., vertegenwoordigende de drie in
het N.G.L. samenwerkende verenigingen.
Genoemde commissie ontving tevens het ver
zoek rapport uit te brengen omtrent de wen
selijkheid van hulp bij studie voor verschil
lende landmeetkundige diploma's.
Beide rapporten zijn eind 1964 aan het be
stuur van het N.G.L. voorgelegd en na in
gewonnen advies van de besturen van de
aangesloten verenigingen in de bestuursver
gadering van 20 februari 1965 met de com
missie besproken en definitief vastgesteld.
Het bestuur van het N.G.L. besloot tevens
de rapporten door te zenden aan het bestuur
van de Stichting N.L.F. examens en in han
den te stellen van deze stichting met verzoek
te overwegen aan het in de rapporten ge
stelde zo mogelijk uitvoering te geven. Van
de secretaris van de Stichting N.L.F. exa-